Je kan nog zo’n lijvig rapport schrijven, dat wil niet zeggen dat het deugt. Neem het, zoals gewoonlijk alarmerende, onderzoek dat de Stichting Alcohol Preventie (STAP) gisteren uitpoepte over prijsstunten in de horeca. Terwijl de winkelier die nooit een aanbieding doet binnen de kortste keren failliet gaat, krijgt de cafébaas die eens voor een zacht prijsje een biertje serveert subiet de pr-machine van de Agressieve Anti-alcoholisten over zich heen, zwaaiend met een vrijwillige gedragscode.
Volgens STAP wordt in een kwart van de Nederlandse horeca met prijzen gestunt. Iedereen die wel eens verder kijkt dan z’n stamcafé, weet dat deze bewering niet waar kan zijn. Uitgaan in Nederland is duur, zeker in vergelijking met België en Duitsland. Prijsstunten? Niet nodig voor een kroegbaas, zijn collega’s doen het ook niet. Die gedragscode, hè.
Maar, zult u zeggen, STAP zuigt de cijfers toch niet uit de dikke duim? Nou, dat weten we zo net nog niet. Want de stichting citeert in het rapport (PDF) allerlei andere onderzoeken, maar weigert te vertellen welke cafés zijn bezocht, en welke acties daar dan wel waren. En als we dat al niet mogen weten, geloven we niet dat de steekproef a-select is (het ANP helaas wel).
Al is het maar omdat STAP enkel studentensteden heeft onderzocht. Daar werkt het oereconomische prijsmechanisme nog wel. En in het niet door studenten gedomineerde Amsterdam zijn er nauwelijks piekuren. Het gemiddelde van vijf steden vormt gemakshalve een “goed beeld” voor de situatie voor het hele land.
STAP-voorzitter Wim van Dalen zegt het onderzoek te doen vanwege de gevaren van drankgebruik voor 16-minners. Als je dan studentensteden op de korrel neemt, ben je een leugenachtige onderzoeker. Naar zulke onderzoekers moeten politici niet luisteren. Ook al liegen ze voor een goede zaak.