Vanuit de Randstad is het een slordige negen uur reizen, maar toch had het enkele grachtengordelschrijvers behaagd om op zaterdag 13 maart naar het provinciale Nijmegen af te reizen voor een heus Boekenfeest. U moet weten, in Havana aan de Waal wordt sinds vier jaar de Vereeniging (een soort schouwburg) leeg- en vrijgemaakt voor bleke boekenkneuzen die zich aan het eind van de Boekenweek een avondje kunnen laven aan vooringeschonken glaasjes huiswijn, slordig opgestapelde boeken op een wit tafellaken, semi-arty installaties van viewmasters en natuurlijk lezingen van schrijvers van diverse pluimage.
Iets na acht uur ’s avonds, net op tijd voor de aftrap van het bal, kwam ik binnen, waarop vrinden me een programma onder de neus duwden. Potverdrie, dat was voor Nijmeegse begrippen allesbehalve mis. Goed, de eeuwige Nijmeegse schrijver die verder niemand kent (Thomas Verbogt bedoel ik hier, al zal u dat weinig zeggen) was aanwezig (als interviewer), maar ook naamgenoot Rosenboom, die ooit in Nijmegen psychologie studeerde, Joost Zwagerman, Nico Dijkshoorn, Joris van Casteren en Franca Treur, om maar een paar hotshots te noemen, gaven acte de présence.
Moeilijke brillen
Op naar de Grote Zaal, tezamen met, helaas, publiek dat je van tevoren had verwacht op dergelijke literaire avonden in de provincie. Elk cliché, van moeilijke bril tot hippe blouse bij de mannen en kekke laarzen, korte post-menopauzale kapsels en erg moeilijke bril bij de vrouwen, was te bezichtigen. Even dacht ik Hugo Borst te zien, maar het bleek om een heuse lookalike te gaan. Daar moesten we het dan mee doen.
We gingen zitten in de enorme Grote Zaal, alwaar Thomas Rosenboom met ene Jaap Robben aan een tafeltje ging zitten. De heer Robben, een kerel met hoog stemmetje en tevens stadsdichter van Nijmegen, mocht de eminente pillenschrijver interviewen. Beiden heren konden niet worden betrapt op een mondaine houding, wereldse inzichten en gebrek aan naïviteit, dus u begrijpt, dat interview was behoorlijk amateuristisch en koddig te noemen. De heer Rosenboom mocht vertellen over zijn studententijd, het schrijfproces, het nadenken over een boek en over zijn meest recente werk. Robben, die veel te veel aan het woord was, ontfutselde Rosenboom zowaar enkele interessante opmerkingen. Zo meldde de schrijver dat hij eerst anderhalf jaar had nagedacht over zijn boek, om vervolgens pas het papier ter hand te nemen. Een strategie die Kluun wellicht van pas zou kunnen komen.
Maarten ‘t Hart
Ook vertelde Rosenboom hoe hij aan zijn ideeën kwam (toeval met name, hij blijft natuurlijk ook maar een mens) en dat hij op dit moment nog geen idee had voor een nieuw boek. Derhalve vond hij het wel leuk dat er bijvoorbeeld Nijmeegse boekenfeesten werden georganiseerd. Ik dacht even na over schrijversbijeenkomsten als sociale hangplekken voor auteurs, maar toen was het alweer tijd voor iets anders. Ik verheugde me op Nico Dijkshoorn, maar eerst was het tijd voor Franca Treur. In de Kleine Zaal, waar overigens nog met gemak het literaire puikje van Nederland en Vlaanderen in zou passen, luisterden we naar het interview dat ene Marcel Rözer met de blonde schrijfster afnam. Het verhaal van Treur – afkomstig uit gereformeerd milieu, afgezet tegen het geloof – kennen we onderhand wel van Maarten ’t Hart, dus dat vond ik allemaal niet zo interessant. Waar Maarten ’t Hart bovendien grappige dialogen en vreemde, goede verhalen niet schuwt, moet Treur het doen met haar brave verleden, zo hoorden we toen ze voor ging lezen. Niet bepaald de moeite waard, en bijna gapend gingen we pauzeren.
De Grote Duider
Joost Zwagerman zou later op de avond in de Grote Zaal zijn kunsten vertonen, maar ik had er bepaald geen zin in. Gelukkig wilden mijn vrienden de Grote Duider ook overslaan, dus dat kwam goed uit. De heer Zwagerman heeft al ongeveer vijfendertig jaar geen echte roman meer geschreven (en al zestig jaar geen goede roman), maar is alomtegenwoordig als Grote Duider op televisie en in tijdschriften. Ja, geef hem een onderwerp en Joost duidt het en plaatst het in een groter kader, zoals het een waar intellectueel betaamt. Hoewel half Nederland (waaronder mijn vrienden en ik) dit meeslepende gezwam van Zwagerman zo beu als wat is, komt er nog steeds volk op de man af. Tja. Van mij mogen ze, maar wij besloten naar Joris van Casteren te gaan tijdens Zwagermans priesterlijke praatje. Maar eerst Dijkshoorn. O nee, eerst mocht – daar is hij weer – Jaap Robben nog tien minuten gedichtjes voorlezen. Hiervan heb ik niets onthouden, waarschijnlijk omdat het erg slecht was. Toen was het tijd voor Dijkshoorn. De redelijk gevulde zaal moest hard lachen om zijn verhalen en gedichten, en er was zelfs gelach tijdens zijn wat gevoeligere werk – hoe kon dat worden verklaard? Waarschijnlijk door Dijkshoorns droogkomische wijze van voorlezen. Ik kende de meeste verhalen al wel, daar ik de nieuwe verhalenbundel “Dijkshoorn” al in huis heb en al grotendeels heb gelezen, maar in combinatie met het droge voorlezen van Dijkshoorn was het erg de moeite waard. De bizarre, beeldende voorbeelden die hij in zijn verhalen gebruikt, werkten voor vrijwel iedereen. Het applaus dat klonk na zijn aftocht was ook het hardste en langste applaus dat ik die avond mocht horen.
Lelystad
Tijd nu voor Joris van Casteren, de man die met Lelystad, dat ik nog niet heb gelezen, een boek schreef over het behoorlijk mislukte project in de polder dat we Lelystad noemen. Wederom mocht Marcel Rözer de interviewer spelen, en Van Casteren vertelde graag over zijn jeugd, waarin zijn moeder “van de weeromstuit” lesbisch was geworden en zijn vader lesgaf op een school zonder deuren. Van Casteren las een goede, onderhoudende, kaal opgeschreven en hilarische passage voor over crimineel gedrag in zijn jeugd, en dat was het eind van het literaire gedeelte van de avond. Enkele minuten later plugden een paar muzikanten hun instrumenten in. De muziek kwam veel en veel te luid uit de speakers, zodat de meesten al snel de zaal uitliepen, wat een komisch effect gaf.
Na nog wat bier, terwijl de luide rockmuziek buiten de zaal nog steeds veel te goed hoorbaar was, hield ik het voor gezien. Best de moeite waard, een Boekenfeest: als de line-up volgend jaar met Dijkshoorn- en Van Casteren-achtige schrijvers weer de moeite waard is, keer ik gewoon weer terug. Maar eerst ga ik Lelystad maar eens aanschaffen.