Jongeren worden geconfronteerd met een tsunami aan informatie, waardoor ze gaan lijden aan infobesitas – een woord om F5-obsessie te beschrijven. De oplossing voor informatiezucht is niet een medicijn of een dieet, maar mediawijsheid. Dat is niet verwonderlijk, want er wordt steeds hoopvol gewezen naar mediawijsheid als ultieme oplossing wanneer er maatschappelijke zorgen over media zijn.
Onzinnige oplossing van onduidelijk probleem
Toen laatst bleek dat Nederlandse tienermeisjes massaal achter de webcam zitten en dat nog geen tien procent van hun ouders dat wist, werd er direct gesteld dat die meisjes meer mediawijs gemaakt moeten worden. Waarom precies, bleef onduidelijk. Ook in het geval van infobesitas is het onduidelijk hoe mediawijsheid precies welk probleem oplost. Problemen van probleemjongeren komen niet door blootstelling aan media, al kan die blootstelling bestaande problemen wel erger maken. Mediawijsheid – ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’ (PDF) – kan die problemen niet voorkomen.
Mediawijsheid bestaat in de praktijk uit allerlei informatiepakketten die vooral gericht zijn op jongeren en die op scholen klassikaal worden aangeboden. Die focus op jongeren wekt de indruk dat jongeren niet mediawijs zijn en ouderen wel. Ouderen hebben zich immers weten te ontwikkelen tot goed functionerende burgers zonder dat er op school aandacht werd besteed aan hoe reclame werkt of hoe je de krant moet lezen. In de roep om mediawijsheid wordt daarnaast nooit gekeken naar hoe mediawijs kinderen en jongeren al zijn. Cultural studies-onderzoek naar de manier waarop jongeren betekenis geven aan media-inhoud laat zien dat jongeren heel goed weten hoe de media werken.
Baat niet, schaadt wel
De tijd die op scholen besteed wordt aan dit overbodige instrument, gaat ten koste van tijd voor basisvaardigheden als rekenen en spellen. Mediawijsheid kost daarenboven veel geld. Ministers Plasterk en Rouvoet trokken in 2008 een half miljoen euro uit voor het opzetten van een kenniscentrum. Dit Mediawijsheid Expertisecentrum doet onderzoek naar initiatieven op het gebied van mediawijsheid. Let wel, het doet dus geen onderzoek naar de effectiviteit van mediawijsheid of naar de reeds aanwezige mediawijsheid. Net als dat tijd besteed aan mediawijsheid niet besteed wordt aan rekenen (waarvan het nut wel vaststaat) , gaat geld besteed aan dit centrum niet naar iets anders. Het geld dat besteed wordt aan mediawijsheid gaat daarmee niet naar de plaatsen waar het daadwerkelijk nodig is. Jongeren die al problemen hebben, lopen het grootste risico als het gaat om geseksualiseerde of gewelddadige media-inhoud . Mediawijsheidinitiatieven sluizen geld weg bij instellingen die juist wel gericht zijn op die risicojongeren, zoals de jeugdzorg. En daarmee is mediawijsheid niet alleen onzinnig, maar zelfs gevaarlijk.