Krantenoplages dalen. Hard, zelfs. Velen voorspellen luid het einde van de papieren nieuwsvoorziening binnen zeer afzienbare tijd. Van saneringen, fusies en verdwijnende titels kijkt niemand meer op. En waarom? Omdat praktisch alle niet-papieren nieuwsbrengers sneller zijn. Stukje marktwerking, kwestie van vraag en aanbod, en consumenten die hoge eisen stellen. Kwaliteitskranten houden het nog wel even vol, maar op regioredacties verdampen de FTE’s waar je bij staat. Maar betekent het verdwijnen van lokale en regionale verslaggeving dat er rond de dorpspomp niets meer te melden valt? Nee. Rond die pomp wordt de aanwezigheid van één type krant chronisch onderschat: de (gratis) huis-aan-huiskrant.
Op het internet heerst het grote, landelijke nieuws. Lokaal is het vaak behelpen met hobbysites of een plaatselijke radiozender die af en toe wat politieberichtjes uit de buurt online knalt. Maar de nieuwsconsument wil ook wat achtergronden uit de stad of het dorp, hapklaar aangeleverde informatie over een cultureel festival of wat meer inzicht in dat ene grote bouwproject om de hoek. Vergeet daarbij ook niet dat het gros der oudere lezers vooralsnog weinig of niets met het internet op heeft. Daar wordt in de businessmodellen van regionale kranten als het Algemeen Dagblad geen rekening mee gehouden. Misschien in grote steden nog wel, maar daarbuiten is het zoeken naar een berichtje over je eigen dorp.
Regiofunctie
Natuurlijk bedrijven huis-aan-huiskranten in die dorpen en stadjes geen hogere journalistiek. Maar moet je per se NRC Handelsblad heten om mee te tellen? Huis-aan-huiskranten zijn serieuze spelers die naar vermogen proberen om redactie en reclame gescheiden te houden, om op die manier een journalistiek gat te vullen in kleinere regio’s waar de Algemeen Dagbladen van Nederland al lang niet meer komen. Gevolg: dat AD bestaat binnenkort gewoon niet meer omdat ze haar eigen regiofunctie verwaarloost. Dat kost lezers, maar ook adverteerders: veel (kleine) ondernemers zien veel meer heil in het grotere en gerichtere bereik van een wekelijkse huis-aan-huiskrant ten opzichte van dat van een afwezig en ongeïnteresseerd dagblad.
Huis-aan-huiskranten onderscheiden zich ook door de betrokkenheid van de freelancers. Voor de vergoedingen hoeven die hun werk niet te doen: die zijn simpelweg karig. Dat betekent aan de ene kant dat de gemiddelde scribent niet de analytische diepgang van Marc Chavannes of de brede blik van Eelco Bosch van Rosenthal heeft (want dan werkten ze wel voor NRC of NOS), maar ze doen hun werk wel van harte en met inzet – liefdewerk oud papier. Ook voor studenten journalistiek is een huis-aan-huiskrant een prima leerschool.
Kneuterig
In een tijd waarin het vooral belangrijk lijkt om als eerste in hoofdletters de dood van een 12-jarig meisje te kunnen melden via Twitter, is het werk voor een huis-aan-huiskrant juist subtiel en persoonlijk. Kleinschalig is niet slechter en al helemaal geen mindere journalistiek. Dat er kneuterige items tussen zitten waar Hart van Nederland zijn neus nog voor op zou halen, valt niet te ontkennen, maar ook die onderwerpen leven bij het lokale lezerspubliek. De verslaggever moet ook hier de juiste invalshoek vinden, peilen wat er leeft en zorgen dat het nauwkeurig overgebracht wordt – in een kleine gemeenschap wordt verkeerd quoten hard afgestraft. Daarnaast leer je basiszaken als omgaan met politici, hulpdiensten, verenigingsleiders en maatschappelijke instanties. Tenslotte verschijnen veel huis-aan-huiskranten wekelijks, wat tijd en ruimte biedt voor achtergrond, duiding en wederhoor. Misschien is dat meteen een oplossing voor de hogere dode bomen: wellicht dat ze wat minder wind zouden vangen als ze niet in de FTE´s maar in het aantal verschijningsdagen zouden snijden.
Bart Nijman is freelance redacteur bij Ons Utrecht en schreef bovenstaande stukje omdat een studieloopbaanbegeleider van één van zijn journalistiek studerende verslaggevers ‘niet bijster onder de indruk was’ van de werkgever van betreffende verslaggever. Die begeleider is overigens verbonden aan de FHJ, maar laten we daar vooral geen conclusies aan verbinden.