De wereld van iedereen is vergeven van informatie. Vooral jongeren krijgen dagelijks een stortvloed aan informatie over zich heen. Niet alleen uit de boeken of via de docent op school, maar vooral de media vormen een rijke bron aan teksten, foto’s en filmpjes. Televisie, videoclips, reclame, films, mobiele telefoons, games en internet zijn onherroepelijk onderdeel geworden van hun belevingswereld.
Het rijke aanbod aan media maakt jongeren nieuwsgierig, hun wereld wordt groter en het biedt hen mogelijkheden om zich te ontplooien. Tegelijkertijd liggen er ook risico’s op de loer, omdat kinderen nog niet dezelfde emotionele, sociale en cognitieve vaardigheden hebben als volwassenen. Games kunnen gewelddadig zijn of een verslavende werking hebben, de televisie stelt stereotypen en valse schoonheidsidealen tot standaard, reclames promoten snoep en prijzige ringtones. Op het internet stuiten ze op sites met expliciet beeldmateriaal als porno, vechtpartijen en dierenmishandeling. Ook kunnen jongeren worden overgehaald zich te ontkleden voor hun webcam. De noodzaak is dus groot om hen te leren om kritisch en weloverwogen om te gaan met het aanbod van de (nieuwe) media.
Onlangs schreef ook dr. Linda Duits hier dat het belangrijk is dat jongeren leren omgaan met informatie die hen bereikt via de media. Maar ik ben het oneens met haar stelling dat het onderwijs daarin geen verantwoordelijkheid hoeft te dragen. Als Kamerlid van GroenLinks heb ik in 2007 een initiatief wetsvoorstel media-educatie ingediend. Een goede beoordeling en selectie van informatie is immers een van dé kernvaardigheden van de 21e eeuw. Media-educatie is geen overbodige luxe als je je bedenkt dat 37 procent van de kinderen nooit les krijgt over internet.
Natuurlijk moet mediawijsheid niet ten koste gaan van essentiële vakken als rekenen, zoals Duits suggereerde. In mijn voorstel is media-educatie daarom geen losstaand vak, maar wordt het een kerndoel. Dat wil zeggen dat scholen in hun aanbod ook aan mediawijsheid moeten doen zodat kinderen en jongeren hierin tenministe een minimumniveau halen. De school kiest zelf hoe ze daar invulling aan geven. Begrijpend lezen is een vak, dus de extensie “begrijpend met informatie gaan” is volstrekt op z’n plaats in het basis- en middelbaar onderwijs.
Volgens Duits zijn kinderen al behoorlijk mediawijs. Zij vindt dat teveel de indruk wordt gewekt dat jongeren niet mediawijs zijn en hun ouderen wel. Het is waar dat jongeren een stuk slimmer zijn op dat gebied dan oudere generaties. Maar het is maar de vraag of zij daarmee ook kritisch zijn over de informatie die op hen afkomt.
Media-educatie is juist voor kwetsbare kinderen belangrijk. De kinderen van bijvoorbeeld een universitair docent communicatie zullen zo’n vak niet het hardste nodig hebben. Voor de kinderen die niet van huis uit een kritische blik meekrijgen is media-educatie geen overbodige luxe. Voor hen die wél alleen worden gelaten tijdens het surfen. De kinderen die moeite hebben met taal en daardoor moeilijker tussen de regels door kunnen lezen of juist te snel doorklikken. Juist de kinderen die Linda Duits benoemt als de probleemkinderen hebben media-educatie nodig. Bij hen kan onverantwoord mediagebruik tot een verergering van hun problemen leiden. Sms-diensten zadelen hen bijvoorbeeld op jonge leeftijd op met schulden (net als hun ouders), door te worden verleid door snoepreclames worden ze dikker (net als hun ouders) en gephotoshopte modellen geven een vertekend zelfbeeld (net als hun ouders). Voor hen moet gelden wat voor alle kinderen geldt: laat ze kennis en vaardigheden op doen van de media om op deze manier als weerbare en goed geïnformeerde gebruikers hun weg te vinden in de complexe informatiemaatschappij.
Tofik Dibi is Tweede Kamerlid GroenLinks en zeer mediawijs.
Foto: Bob Bronshof