ThePostOnline

Hond nooit de gebeten hond

16-04-2010 12:00

Amsterdam is een stad om intens van te genieten, zeker met mooi weer. Even lunchen met mijn echtgenoot bij een van de leuke tentjes op de grachten of een lekkere salade met wijn bij het Dam Café van De Bijenkorf. Na de lunch op mijn gemakje het plein over om vervolgens te verdwalen in de winkelstraatjes. Totdat er iets gebeurt wat dagelijks talloze malen gebeurt zodat ik er niet eens meer echt van opkijk. Twee passerende honden beginnen woest naar elkaar te blaffen en grommen. Normaal is het daarmee afgelopen, maar niet deze keer. De beide baasjes hebben hun huisdier niet in bedwang wat er voor zorgt dat deze, ondanks dat ze zijn aangelijnd, elkaar aanvliegen. Paniek!

Pepperspray
In eerste instantie stuift het aanwezige publiek onder luid gegil uiteen om vervolgens op veilige afstand in grote getale te gaan staan kijken. De ‘artiesten’ die in Batman -of apenpak de Dam bevolken zien hun publiek naar de nieuwe concurrenten trekken. Gegrom, gebijt, gejank. Gevloek ook, omdat het niet lukt om de beesten uit elkaar te halen.

In wanhoop worden aanwezige agenten aangeklampt die net (heel nuttig) een groep zakkenrollers staan in te rekenen. Met man en macht proberen ze de beesten te scheiden. Tevergeefs. Uiteindelijk grijpt een van de agenten naar zijn pepperspray en besproeit de beide vechtersbazen met het bijtende goedje. Dat heeft effect. Jankend van de pijn laten ze elkaar los en zoeken een veilig heenkomen aan de voeten van hun baas. De groep agenten deelt zich in tweeën en begint kordaat aan de nazorg van de pepperspray slachtoffers. Met veel water uit flesjes wordt de brand in de ogen van de beesten geblust en ontstaat er weer wat rust. De samengedromde groep toeschouwers lost weer op in de stromen die over het plein heen lopen.

Dit is een enkel tafereel dat zich hier dagelijks afspeelt. Wat zou de stad toch veel mooier zijn als iedereen die valse, lelijke, blaffende, stinkende, vechtende beesten thuis zou laten of beter nog, niet eens zou hebben!

Slijm
Ik houd niet van honden. Niet thuis, niet in de tram niet op straat en al helemaal niet op een terras. Altijd doen ze onverwachte dingen ‘die ze anders nooit doen’ en moet ik dat als niet-liefhebber maar prima vinden. Een natte neus in mijn kruis waarbij het slijm langs mijn been naar de grond druipt wordt afgedaan met een: ‘Hij vind je zeker leuk!’ of ‘Oh, het geeft geen vlekken hoor!’ Terwijl ik denk dat ik vanochtend na het plassen te snel heb dicht geritst en het beest vervloek om zijn ranzige sporen op mijn kleding.

In discussie gaan met een beesteneigenaar heeft geen zin. Liefde maakt immers blind en God wat houden zij van hun beest. Als ware het hun eigen nageslacht worden ze meegenomen door deze stad. Met een kinderlijke toon aangesproken als ze iets doen wat ook het baasje te ver gaat en gevoerd met al wat eetbaar is. Dat laatste heeft als resultaat dat ook de etenswaren die ik voor mij heb tot doelwit worden gekozen door deze kwijlende beesten. ‘Je mag hem wel wat geven hoor,’ krijg ik dan maar al te vaak te horen, wat zo ontzettend ver ligt van wat ik werkelijk zou willen doen.

Er bestaat geen argument dat ik zou kunnen aanvoeren waarmee ik de eigenaar kan overtuigen dat ik toch echt niet zo’n hondenliefhebber ben, dat ik ze vies vind, en vind stinken. In de wereld waarin zij leven met hun troeteldier bestaan al deze bezwaren namelijk niet.