Dat het met de kwaliteit van het hoger onderwijs beroerd is gesteld in Nederland, is iedereen inmiddels wel duidelijk. Deze week komt Elsevier met onderzoek dat laat zien dat ook hoogleraren er zo over denken. Elsevier liet de mening van 2.027 hoogleraren en universitair hoofddocenten (UHDs) over zeven actuele kwesties peilen.
Een op de drie hoogleraren vindt dat de invoering van het bachelor-masterstelsel is mislukt. Universiteiten zijn onder dit stelsel in korte tijd gedwongen van een eenjarige propedeuse gevolgd door een driejarige verdieping in het doctoraal gegaan naar een systeem van drie jaar algemene bachelor plus een (in uitzonderingsgevallen twee) jaar verdiepingsmaster gegaan.
De seniorstaf lijkt ook te balen van de bepaling dat er niet geselecteerd mag worden aan de poort. Met name de jongeren onder hen nemen daarbij harde posities in.
De ondervraagde respondenten tonen ook vrees voor de eigen positie. Vrijwel allemaal willen ze meer geld voor onderzoek en 89 procent is voor een strikte scheiding tussen hbo en universiteit. Hbo’s en universiteiten zijn de laatste jaren veel gaan samenwerken. Meer samenwerking betekent onvermijdelijk een statusval voor hoogleraren en UHDs.
Angst voor statusval zien we ook in de mening over bijzonder hoogleraren. Dit zijn personen die niet door de universiteit worden betaald en tijdelijk een leerstoel bekleden, bijvoorbeeld vanwege hun ervaringsdeskundigheid. Zo’n veertig procent vindt dat Nederland te veel bijzonder hoogleraren telt zonder enig wetenschappelijk benul. Bijzonder hoogleraren hoeven niet gepromoveerd te zijn. Negentig procent van de respondenten vindt dat dit wel zo zou moeten zijn.
Elsevier trekt de conclusie dat er veel kritiek is, maar dat het wetenschappelijk personeel er het beste van probeert te maken. Driekwart van de ondervraagden vindt dat bachelor-studenten gemiddeld goed onderwijs aangeboden krijgen. Een dergelijke enquête laat in het midden of dat echt zo is, of dat de ondervraagden gewoon weinig zelfkritiek hebben.