In een interview met nu.nl klaagde de Amsterdamse oud-burgemeester Ed van Thijn donderdag over de radiostilte die politici rond de formatie in acht nemen en over het gemak waarmee de pers zich bij die radiostilte neerlegt. Journalisten hebben immers de verantwoordelijkheid om openbaarheid van bestuur te bewerkstelligen en tonen zich gemakzuchtig door deze gang van zaken te accepteren. Een verfrissend geluid in de discussie rond journalistiek waarbij de pers doorgaans eerder verweten wordt te ver te gaan dan niet ver genoeg. Het probleem is echter dat pers en maatschappij elkaar gegijzeld houden.
Ella Vogelaar
Als er geklaagd wordt over journalistiek, wordt doorgaans verondersteld dat journalisten te ver gaan. Natuurlijk is daar het veel besproken moment tussen Pieter Storms en Jort Kelder, maar denk ook aan de vijandigheid ten opzichte van de befaamde roze microfoon van Geenstijls Rutger Castricum. Deze journalist, die tegenwoordig namens PowNed op de publieken te zien is, zou toch vaak de grenzen van het fatsoenlijke overschrijden. Ella Vogelaar kan daar over mee praten.
De moeilijkheid hier is dat de houding van de pers voort komt uit de houding van de maatschappij ten opzichte van de pers en vice versa. Een klassiek kip-ei probleem dus. Journalisten proberen informatie te vergaren. Zij die informatie hebben, hebben er ook vaak een belang bij die informatie voor zichzelf te houden. Ella Vogelaar wilde bijvoorbeeld (tevergeefs) imagoschade voorkomen door te ontkennen dat ze een spindoctor had. Daarom moest Rutger wat vasthoudender zijn dan normaal om informatie los te krijgen. De volgende keer zal Ella wel twee keer nadenken voor ze Rutger te woord staat en dus zal Rutger nog verder moeten gaan voor informatie. Zo zit de verhouding tussen pers en maarschappij eigenlijk altijd in elkaar; hoe meer moeite journalisten doen om aan informatie te komen, des te beter doen mensen hun best om informatie bij zich te houden. En des te beter moeten journalisten dus hun best doen om aan informatie te komen.
Johan Derksen
Een soortgelijk dilemma komt in de voetballerij veel voor. Sportjournalisten als Johan Derksen en Hugo Borst klagen graag over het gebrek aan relevantie van alles wat voetballers te zeggen hebben. Vroeger had je nog kleurrijke figuren op de velden lopen maar tegenwoordig zijn de voetballers murw geslagen door mediatrainers. Daarom komt er niets zinnigs meer uit, zo luidt de standaard klacht van Derksen. Als een voetballer echter wel iets zegt, of zelfs maar iets lijkt te zeggen als hij gewisseld wordt, wordt elke uitspraak net zo lang onder een vergrootglas gelegd tot hij spontaan ontbrandt. Liplezers worden er bij gehaald om conflicten te vinden. Dan zeg je als voetballer wel niets meer. En dus moeten journalisten nog beter zoeken naar conflicten. En dus zegt een voetballer nog minder. Je snapt ‘m inmiddels wel.
Zelfs Van Thijns klacht komt voort uit een wederzijdse gijzeling. De eerste journalist die de radiostilte doorbreekt kan verdere medewerking van politiek Den Haag vergeten, en dus zijn carrière als politiek verslaggever. RTL Boulevard was nodig om de affaire van Jack de Vries te ontmaskeren omdat geen Haagse correspondent zijn vingers wilde branden aan dat publiek geheim. Het gedrag van journalisten is afhankelijk van de houding van de mensen over wie ze berichten en die houding is weer afhankelijk van het gedrag van journalisten. Dat maakt dat klagen over de journalistiek even zinnig is als klagen over het weer. Het is een ‘catch 22’ en een uitzichtloze situatie. Nu maar hopen dat het weer volgende week beter is want we zitten nog wel even in dit journalistiek lagedrukgebied.