De Grote Eén is overleden. Toevalliger wijze hoorde verslaggever dezes het nieuws tijdens een middagwandeling door de Jardin de Luxembourg in Parijs. Omdat een dergelijk bericht toch even schrikken is ging hij zitten op een bankje. Naast hem zat een niet zo jonge meneer. Het was een man met een gladgeschoren gezicht en grijs, achterovergekamd haar. Hij droeg een bril in een hoornen montuur, een gezicht dat niet van nature vriendelijk stond: W.F. Hermans. Hij stak gelijk, na het Nu.nl-bericht op de iPhone (“vernuftig, maar ik mis de toetsen”) gelezen te hebben, van wal. Een tirade. “Harry Mulisch had helemaal geen mensbeeld, die had niets, die verkocht kletskoek.”
“Ik vind zijn boeken niét mooi, die zijn helemaal verpest door dat domme gezeur van die jongen. Harry Mulisch was een echte apparatsjik. Hij geneerde zich nergens voor. Had hij het mis dan hield hij een maand zijn mond en ging hij weer wat anders vertellen. Ik vergis me ook wel eens, maar waarom vergis ik me eigenlijk nooit serieus? Omdat als ik me vergis, geef ik toe dat ik het mis heb. Dit soort mensen niet.
Carmiggelt
“Het bezwaar van de Nederlandse literatuur is dat het geen echte verhalen zijn die geschreven worden. Het zakt weg in autobiografische en pseudobiografische schetsen. De Nederlandse literatuur is niet conceptueel, ik bedoel: er zit geen conceptie in. Het is allemaal van: en toen gebeurde er dit en toen gebeurde er dat. Er is geen ontknoping. Alle jongeren imiteren Carmiggelt. Als dat gebeurt door een stuk of twee, drie mensen, nou ja. Maar iederéén. Harry Mulisch begon nu pas iets goeds te schrijven. Oude Lucht, uit 1987, dat is goed, toen hij uit de mode was werd ‘t wat.
“Harry werd vaak getipt als toekomstig Nobelprijswinnaar, al denk ik dat zijn kansen nu wel verminderd zijn. Harry had over heel de wereld een netwerk van communisten die zeggen dat Harry Mulisch zo’n goede schrijver is. Alle Nobelprijswinnaars zijn óf communist óf meelopers. Een Naipaul bijvoorbeeld krijgt geen Nobelprijs, Nabokov heeft geen gekregen, altijd alleen meelopers krijgen de Nobelprijs. Sartre, ja, die heeft hem geweigerd, maar wat die niet allemaal voor onzin beweerd heeft, o, verschrikkelijk.
Castro
“Hij was ook een felle aanhanger van Fidel Castro. Die Castro zullen ze vandaag of morgen wel ophangen, denk ik, want die mensen hebben daar niet te eten, ze kunnen zelfs geen sigaar meer roken terwijl ze daar toch sigaren maken. Nou, ik zou zijn boeken misschien minder slecht vinden als ik niet steeds in mijn achterhoofd zou hebben van: ja, die man leest in een krant dat Castro een heilige is en dan hij ook: ‘Castro is een heilige!’ Paar jaar later blijkt Castro toch niet zo heilig te wezen. Mulisch houdt zijn mond. Gaat over wat anders praten: ‘Mao is een heilige!’ Maar wat gebeurt? Mao wordt naar de mesthoop van de geschiedenis gebracht. Nou, Mulisch denkt dan niet: hoe is het mogelijk dat ik mij vergist heb! Ik bedoel: zo’n man is toch geen serieus denker! Als hij zich nooit op zijn vergissingen bezint. Ik denk bijna voortdurend na over mijn vergissingen of over de mogelijkheid dát ik mij vergis. Daar gaan mijn romans ook over. U heeft mijn boek Nooit meer slapen gelezen? Nou, kenmerkend voor die jongeman daarin is, dat hij zijn kompas verkeerd afleest. Hij vergist zich. Door er goed over na te denken vindt hij, zonder dat kompas, de goede weg. Dat kompas had hij gekregen van zijn vrome zusje, zie je. Had ie dat kompas blijven volgen, hij was als skelet teruggevonden. Harry Mulisch had helemaal geen mensbeeld, die had niets, die verkocht kletskoek.
“De Nieuwe Mens, dat wordt dan eventjes bedacht door Karl Marx aan zijn schrijfbureautje. Kom nou, alstublieft. Harry Mulisch geloofde dat. Hij zei: ‘Hermans is een vuile fascist, een reactionair, hij gelooft niet in de toekomst’, terwijl Harry, o Harry houdt zo van de mensen. Maar de geschiedenis houdt niet van Harry, wel van mij. Ik ben er niet trots op dat de geschiedenis mij gelijk geeft, want het is droevig. Begrijpt u dat heel goed dat ik dat droevig vind? Mulisch had elke dag stilzwijgend een andere mening, net als een journalist.
Leuterkoek
“Harry verstond het om duizend pagina’s over filosofie neer te pennen, terwijl hij er helemaal geen verstand van had. Heel eigenaardig. Als Harry Mulisch mooie meubelen uit eikenhout kon snijden, zou ik zeggen: hij heeft ongelijk, maar hij kan toch wat. Maar aan iemand die niets fatsoenlijks kon, en alleen ouwehoerde en leuterkoek verkocht, heb ik geen boodschap.”
Deze tirade van Willem Frederik Hermans is door Bas Paternotte samengesteld uit tientallen interviews met Hermans door de jaren heen.
CC-Foto: Jan Zandbergen