Recensie: Inburgeren in de praktijk

18-11-2010 21:55

Toegegeven, aan Roos Friesland (pseudoniem) is geen groot schrijfster verloren gegaan. En nee, haar boek Inburgeren in de praktijk spat nou niet bepaald uit elkaar van het stilistisch vernuft. Zelfs naar metaforen en bijzinnen is het hard zoeken. Inburgeren in de praktijk is, laten we er gelijk maar korte metten mee maken, beslist geen bellettrie voor bibliofielen, laat staan een intellectueel meesterwerk dat de lezer zin na zin naar het puntje van zijn gedachten trekt. Maar wat onderscheidt Inburgeren in de praktijk dan met het werk van Kluun? De kaft? Het feit dat je het nog sneller uit hebt dan ‘Komt een vrouw bij de dokter’? Het Godzijdank geheel ontbreken van oenige citaten uit nummers van Bruce Springsteen die “wramples” worden genoemd? Ja ook. Maar een boek dat beter is dan het werk van Kluun is niet bepaald een prestatie. Nee, wat Inburgeren in de praktijk onderscheidt van die talloze andere gemacrameede do-re-mi-fa-sol, weer een boekje vol huisvrouwenwerkjes is de noodzaak van de boodschap.

Inburgeren in de praktijk is namelijk geen lectuur maar een aanklacht. Een aanklacht tegen het Nederlandse inburgersysteem. Een aanklacht tegen de absurde wijze waarop autochtone Nederlanders nog altijd worden gedwongen toch vooral respect te hebben voor andere culturen, religies en ronduit middeleeuwse opvattingen over het moderne westen. Een aanklacht tegen de manier waarop ook nu inburgerdocenten en leraren Nederlands aan anderstaligen serieus denken dat asielzoekers, biculturele medelanders en wanhopige allochtonen het beste af zijn met elke dag een knuffel en een behandeling alsof ze een verstandelijk gehandicapt kind van vier zijn. Een aanklacht tegen het perverse systeem waarin verplicht inburgeren wordt overgelaten aan de vrij markt en commerciële bedrijven schaamteloos tientallen miljoenen euro’s subsidie per jaar wegtrekken door een klasje Marokkaanse analfabeten en perfect Nederlands sprekende maar niet genationaliseerde Surinamers in een vies hokje weg te stoppen en ze na het laten zingen van “hoofd schouders knieën teen” tot ingeburgerd te bestempelen. Een aanklacht tegen de benaming Nieuwe Nederlanders, tegen mensen die “uit respect” ook maar niet eten omdat anderen zo nog ramadan willen vieren, tegen Ella Vogelaar en haar rampzalige carrière, tegen goedbedoelende bloedende harten die zich drukker maken om het bestrijden van “racisme” dan om degelijk onderwijs waar niet-ingeburgerden écht wat aan hebben in de Nederlandse maatschappij. Een aanklacht tegen het “weg met ons” denken. (Laat de citaten vooral voor zich spreken.)

Islamofobische haatzaaier

Het is geen aanklacht tegen de multiculturele maatschappij. Integendeel. Het is een pleidooi vóór de multiculturele maatschappij. Maar dan wel een multicultuur waarin iedereen evenveel kansen krijgt, de Nederlandse identiteit net zo waardevol is als de Turkse, Marokkaanse of Kaapverdiaanse identiteit en het geld dat bestemd is voor het laten meedraaien van mensen in deze maatschappij gewoon goed wordt besteed en niet in de zakken van malafide baasjes uit het omvangrijke PvdA-netwerk verdwijnt.

Dit werk fileert feilloos de duistere erfenis van 60 jaar opgelegd politiek correct denken en sociaal-democratische maakbaarheidsidealen, zij het op een ongedwongen, haast terloopse wijze. De auteur, die helaas anoniem wenst te blijven (wat gelijk de grote makke is van dit boek), is geen rechtsroepende islamofobische haatzaaier. Het is een gemiddelde, betrokken, eenvoudige Nederlandse die een passie heeft voor taal en onderwijs. En voor mensen. Alle mensen het liefst.

Anekdotes
Aan de hand van soms wat al te vermoeiende en saaie anekdotes over haar inburgerleerlingen beschrijft Friesland hoe ze naïef begon aan haar taak als docente Nederlands en lijdzaam moest toezien hoe ze naast docente ook inburgeraar werd, van inburgeraar moest overschakelen op manager, psycholoog, kleuterjuf, politicus en matschappelijk werkster en uiteindelijk tot de conclusie kwam dat niet zij maar vooral de mensen waar ze dat enorme hart voor heeft, die anderstalige inburgeraars soms analfabeet en soms letterlijk in een sluier gevangen, tot op het bot worden uitgeknepen door winstwoekeraars, incapabele bestuurders en intolerante toleranten. Die allemaal vinden dat deze lieve mensen “het zo zwaar hebben”.

Wie dit boek leest heeft nadien nog maar twee keuzes: of accepteren dat we, alle goede bedoelingen ten spijt, dankzij het huidige Nederlandse inburgersysteem gillend naar de rand van de afgrond rennen met tienduizenden wanhopige Marokkanen, Turken, Kaapverdianen, Chinezen, Thai, Rwandezen, Congolezen, Egyptenaren, Libiers, Irakezen, Kosovaren, Surinamers, Antillianen, Polen, Amerikanen, Zimbabwanen en Belgen in ons kielzog, of doen alsof er niets aan de hand is, een dooddoenerige vergelijking met de Tweede Wereldoorlog maken, de schrijfster “racist” noemen en vervolgens een uur lang roepen dat er alleen maar lieve moslims bestaan waar je respect voor moet hebben en dat het echte kwaad schuilt in mensen die zomaar hardop het woord “neger” durven te gebruiken.

Te vrezen valt dat het laatste het geval zal zijn. Maar als er dankzij dit stukje teksthuisvlijt van mevrouw Friesland voortaan ook maar één persoon minder in de politiek correcte houding springt wanneer het woord “inburgeren” valt en bereid is om te denken over een nieuwe visie op inburgeren en een nieuw maatschappijbeeld waarin positieve discriminatie ook discriminatie is en betutteling gewoon een eufemisme voor racisme, dan is dat al een hele winst.