Deze week besloot de PVV-fractie dat de partij niet gaat democratiseren. Fractielid Hero Brinkman voerde de laatste verkiezingen een voorkeurscampagne om steun te verwerven voor zijn idee van de PVV een echte partij te maken. Hij haalde er zijn eigen zetel met voorkeurstemmen mee binnen. Onlangs lekte zijn interne notitie over de partijdemocratie uit, samen met de repliek van Wilders’ rechterhand Martin Bosma. Deze week haalde Brinkman bakzeil: de PVV blijft een eenmanspartij waar niemand behalve Wilders lid van is. Is dat verstandig?
Leden en kandidaten
De PVV is in staat geweest in korte tijd grote groepen burgers aan te spreken. Toch kunnen we ernstig twijfelen of deze burgers massaal lid willen worden. Brinkmans voorkeursactie leverde 18.865 stemmen op, weliswaar genoeg voor een zetel, maar weinig imposant op de totale aantallen PVV-kiezers. Algemener hebben burgers nauwelijks interesse om lid te worden van een partij: zo’n twee procent van de bevolking is lid. De LPF is hier een voorbeeld: men kreeg nooit meer dan 4.100 leden, een mager aantal vergeleken met de enorme horden stemmers.
Maar aantallen zeggen niet alles. Misschien dat juist een klein aantal leden de PVV een basis geeft om politieke kandidaten uit te rekruteren. Daar heeft de PVV immers bij alle verkiezingen enorme last van: wie moet er in hemelsnaam op de lijst komen te staan? Een partij lost dit misschien deels op, maar zeker niet helemaal. Ook de traditionele partijen hebben enorme problemen om de lijsten met goede kandidaten te vullen, zeker op lokaal niveau.
Voor de discussie over een democratische PVV is het lidmaatschap van burgers relatief onbelangrijk. Een belangrijkere vraag is: hoe stabiel is een partij waar alleen de leider iets te zeggen heeft, waar ook de volksvertegenwoordigers een ondergeschikte rol spelen?
PVV-Kamerleden
Elsevier meldde onlangs dat Kamerleden van CDA en VVD klagen over de onbereikbaarheid van hun PVV-collega’s. Zij willen overleggen over de voorstellen uit het regeer- en gedoogakkoord, maar krijgen nauwelijks contact met de PVV-ers. De reden ligt voor de hand: alle PVV-Kamerleden lopen aan de leiband van de leiding, en moeten overal toestemming voor vragen. Uit de notitie van Brinkman blijkt dat ze niet zelf mogen beslissen of ze journalisten te woord staan. De vraag is hoe lang alle PVV-ers die situatie pikken.
PVV-Kamerleden zijn weliswaar op de slippen van Wilders de Kamer in gekomen, maar ze hebben desalniettemin een persoonlijk mandaat en hoeven zich dus niets van de strenge leiding aan te trekken. Jhim van Bemmel mag gewoon zeggen wat hij wil, al gaat Geert Wilders op zijn kop staan. Het is zijn persoonlijke zetel, niet die van Geert. De nieuwe PVV-ers zullen steeds bedrevener worden in het politieke handwerk en hun ondergeschikte rol niet blijven accepteren. Ook zij willen zelf kunnen beslissen wat ze wel en niet vinden, en welk medium ze wel en niet te woord staan. Dat alles kan nu niet: hun speelruimte is uiterst beperkt door de strakke leiding. Dat is op termijn onhoudbaar.
Partijen zijn als organisaties volstrekt uit de tijd, weinig burgers willen er lid van worden en ze lossen rekruteringsproblemen niet altijd op. Maar het zou voor een normale organisatiecultuur binnen de PVV wel helpen als minimaal de fractieleden samen de partij zouden vormen en zij allen een volwaardige rol krijgen. Het zou zorgen voor stabiliteit en cohesie. Als Wilders dat niet wil, wil hij kennelijk helemaal geen partij die langer blijft bestaan dan zijn eigen politieke loopbaan. Een soort LPF dus.
Chris Aalberts is docent en onderzoeker politieke communicatie (www.chrisaalberts.nl)