Sinds haar invoering op papier, bijna twaalf jaar geleden, heeft de Euro nog nooit zo onder druk gestaan als nu. In de nasleep van de financiële crisis en een economische recessie, blijken veel Europese landen hun financiën niet op orde te hebben. De gezamenlijke munt hangt als een Zwaard van Damocles boven Europa. In het vooraanstaande Britse opinieblad The Economist werd afgelopen week gespeculeerd over het even onwenselijke als wellicht onvermijdelijke einde van de Euro. In veel landen, waaronder Nederland, lijken “minder Europa” en “minder Euro” de logische uitwegen. Toch is niets minder waar.
Wederzijdse afhankelijkheid
De Europese Unie is, net als haar minder politieke voorgangers, ontstaan omdat er binnen Europa een sterke wederzijdse afhankelijkheid bestaat. Als individuele landen zijn de 27 lidstaten van de EU vrij irrelevant op het geopolitieke en geo-economische strijdtoneel. Naast politiek-economische powerplayers, al dan niet in opkomst, zoals de Verenigde Staten, Rusland, China, India en Brazilië, hebben de (meeste) Europese landen weinig tot niets in de melk te brokkelen. Voor menig trots Nederlander, waar ook de auteur van dit artikel zichzelf toe rekent, is het moeilijk te accepteren, maar zonder de Europese Unie is Nederland internationaal nauwelijks relevanter dan bijvoorbeeld Noorwegen, IJsland of Nieuw Zeeland. Datzelfde geldt voor bijna alle Europese lidstaten, misschien met uitzondering van Frankrijk, Duitsland en Engeland.
Vanuit dat idee is politieke samenwerking in Europa ontstaan. Zonder Europese politiek-economische samenwerking heeft Nederland nauwelijks bestaansrecht. De Euro komt uit datzelfde idee voort en daar verandert deze crisis niets aan. Het afschaffen van de Euro geeft Nederland niet ineens bestaansrecht. Het probleem dat zich nu voordoet zit dan ook niet in de samenwerking of in de Euro, maar in de manier waarop die samenwerking vorm is gegeven. Ondanks een helder gedeeld belang, is het politiek-economische beleid nog altijd primair nationaal georiënteerd.
Spelregels
Vergelijk het met de KNVB. Alle voetbalclubs zijn daarbij aangesloten omdat ze zelfstandig nauwelijks bestaansrecht hebben. Spelregels worden centraal bedacht omdat dit de enige manier is om dat effectief te doen. Als elke voetbalclub haar eigen spelregels zou hanteren, als Ajax met veertien spelers het veld zou betreden en Feyenoord met elf, als tijdens wedstrijden in Eindhoven wel gefloten zou worden voor buitenspel maar tijdens wedstrijden in Enschede niet, dan zou er geen werkbare competitie over zijn. Het belang is gemeenschappelijk, en dus de regels ook. Toch is dit precies wat er in de Europese Unie fout gaat. Gevoed door nationalistische sentimenten, wordt besluitvorming zoveel mogelijk nationaal geregeld, terwijl een gedeeld belang ook gedeeld beleid vereist. 27 Europese lidstaten nemen met verschillende spelregels deel aan de Europese competitie en kijken elkaar dan verbaasd aan als het een chaos wordt.
De oplossing voor de Eurocrisis ligt dan ook niet in minder Europa, laat staan in het afschaffen van de Euro of het simpelweg er uit gooien van zwakke landen. In het eerder aangehaalde artikel in The Economist wordt uitgebreid uitgelegd waarom dat niet zou werken. De oplossing moet gevonden worden door de Europese (Monetaire) Unie juist meer macht te geven. De 27 lidstaten van de EU kunnen alleen bestaan en relevant blijven, als we gezamenlijk voor onze positie in de wereld blijven strijden. Dat gedeelde belang vereist gedeelde regels en gedeelde controle op naleving van die regels. Als Gerrit Zalm Minister van Financiën was geweest in Griekenland en Ierland, was het daar waarschijnlijk niet zo uit de hand gelopen. Alleen als de EU haar lidstaten kan dwingen zich aan dezelfde regels te houden, kan een dergelijke crisis in de toekomst voorkomen worden. Van nationalisme wordt niemand beter.
Adriaan Andringa wordt steeds cynischer over de politiek, en hij is nog maar 27 jaar.