“Dus er is een rel over een verbod dat er nog niet is op dingen die er niet zijn? #goodmorning”, twitterde Eelco Bosch van Rosenthal in een kernachtige reactie op de ophef over de uitspraken van Amsterdamse korpschef Bernard Welten, die in het tv-programma 5 jaar later zei dat hij geen vrouwen met een boerka zal arresteren als het verbod er eenmaal komt. “Ik voel mezelf geen instrument van de overheid dat onmiddellijk doet wat er wordt gevraagd. Ik gebruik nog steeds mijn gezonde verstand voordat ik een stap maak”, aldus Welten. Een nuchtere reactie op een debat rond de islam dat steeds meer op de vierkante millimeter gevoerd lijkt te worden.
De schattingen lopen uiteen over het aantal boerka-dragende mensen in Nederland, maar de consensus ligt zo rond de 150. Een marginaal aantal dus, nauwelijks de moeite om er woorden aan vuil te maken. De PVV staat echter op een verbod op de lichaamsbedekkende gewaden en heeft daartoe een wetsvoorstel ingediend. De partij van Geert Wilders voert drie argumenten aan:
“De boerka of de niqaab staat haaks op de moderniteit. Het is een uiting van afwijzing van de Westerse kernwaarden en kernnormen, waaronder de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen.”
“De boerka of de niqaab belemmert de emancipatie en integratie van vrouwen in de Nederlandse samenleving. Zonder meer kan immers worden gesteld dat het dragen van een boerka of een nikaab deelname aan het maatschappelijk leven in Nederland ernstig bemoeilijkt.”
“De boerka of de niqaab levert een ongewenst veiligheidsrisico op. Het dragen van een boerka wordt door veel burgers allereerst als bedreigend beschouwd.”
Over punt drie kun je kort zijn: Mensen die zich bedreigd voelen door personen die onder een laken schuil gaan, hebben hun jeugdcomplex van monsters onder het bed nooit goed verwerkt en slapen derhalve waarschijnlijk nog met een nachtlampje aan. Deze mensen komen hoogstwaarschijnlijk uit streken in Nederland waar überhaupt geen enkele van die 150 boerkadragers te vinden is en waar oubollige klederdracht in andere categorieën juist wél aangemoedigd wordt. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze mensen tevens uit een streek komen waar een paar dagen per jaar iedereen zijn best doet om zo onherkenbaar mogelijk over straat te gaan tijdens het meerdaagse drankgelag dat ‘carnaval’ heet – en dat net als de boerka een oorsprong in religie heeft. Waarmee punt drie als geldig argument van tafel kan.
Blauwe ogen
Punten één en twee van de PVV zijn echter wel op rationaliteit gebaseerd. De lichaamsbedekkende (en daarmee vrijheid en communicatie belemmerende) kledij werkt gelijkwaardigheid tussen man en vrouw of allochtoon en autochtoon in de publieke ruimte niet in de hand, noch geeft het de drager of draagster (want dat is lastig te sonderen) een goede kans om volledig deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Sociaal contact is namelijk min of meer onmogelijk. Praten tegen iemand die een zonnebril draagt kan al hinderlijk zijn, een gesprek aangaan met iemand die volledig onzichtbaar is, moet praktisch onmogelijk zijn. Je kan iemand niet op zijn of haar blauwe ogen vertrouwen, als je die blauwe ogen niet kunt zien.
Maar is het daarmee meteen gerechtvaardigd om een verbod in te stellen en dragers van dergelijke gewaden te arresteren omwille van hun kleding? Er van uitgaande dat er alleen vrouwen in die pinguïnpakken zitten, ‘weet’ iedereen dat ze die dingen móeten dragen van hun man. Suit up, or stay indoors. Dat moeten we natuurlijk niet willen met zijn allen. Maar wat nou als een deel van de draagsters uit vrije wil onder de lampenkap is verdwenen? Of wat als we die moslimhabijten verbieden en die paar draagsters ervan vervolgens helemaal geen daglicht meer mogen zien of buitenlucht kunnen ruiken? Als hun enige zicht op de buitenwereld via een gaasje voor de ogen mogelijk is, moeten we dat dan verbieden? Voed dan liever hun mannen op terwijl de dames ondertussen voorzichtig van onder het tafellaken aan meer bewegingsvrijheid kunnen wennen.
Boerkababes
Het kan niet zo zijn dat een man of vrouw in allesbedekkende kleding voor een klas of achter een servicebalie komt te staan, omdat normaal en sociaal intermenselijk contact belangrijke voorwaarden zijn voor de meeste (zo niet alle) functies in de maatschappij. Desalniettemin heeft Bernard Welten een goed punt als hij zegt dat je als politieman of –vrouw ‘waakzaam en dienstbaar’ moet zijn aan de waarden van de rechtstaat. “Dat betekent dat we letten op de vrijheid, gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid.” De spijker op zijn kop door de volgend jaar afzwaaiende korpschef. Onder het motto van vrijheid en gelijkwaardigheid een kledingstuk willen verbieden, is namelijk ook een vorm van onvrijheid en scheeflopende gelijkwaardigheid. Of willen we soms dat deze plusminus 150 boerkababes niet alleen achter hun eigen voordeur in hun persoonlijke vrijheid beperkt worden, maar dat ze ook in de publieke ruimte op moeten passen dat ze niet in overtreding van de aan hen opgelegde regels zijn? Over je schouder kijken is vast niet makkelijk als je een boerka draagt.
Bart Nijman heeft een hekel aan kortzichtige oplossingen in het grijze gebied tussen daadkracht en symboolpolitiek en juicht gezond verstand bij Amsterdamse korpschefs daarom toe.