Coen Moulijn is dood. En het gaat te ver om te stellen dat met hem een stuk historie van Feyenoord is overleden. Want historie blijft bestaan, daar is het immers historie voor. Het is aardig om eens terug te kijken naar de tijd dat Moulijn voetbalde. Jaren vijftig, zestig en een beetje zeventig. Een tijd waarin Feyenoord – Ajax zonder rellen werd gespeeld terwijl de Amsterdammers zonder hek tussen de Rotterdammers zaten. Dat Feyenoord met negen tegen vier van die Amsterdammers won.
Koetjesrepen
We hebben het over de tijd dat mannen met buikbak en witte jas zich tussen het publiek mengden om kroketten te verkopen. Dat de zitplaatsen in De Kuip bestonden uit houten banken. En dat een heuse suppoost de mensen met een megafoon opdracht gaf om wat op te schuiven en de kinderen op schoot te nemen. Kerels met grote voetbaltassen verkochten Koetjesrepen, terwijl lange rijen mensen zwijgend langs hem liepen. Die tijd dus.
Knipkaarten
Een tijd ook waarin men met gemak zonder kaartje het stadion kon betreden. Even een gulden of bij belangrijke wedstrijden een knaak in de hand van de suppoost schuiven en men was binnen. Seizoenskaarten waren kartonnen knipkaarten waarop de naam van de houder met sierlijke letters was geschreven. Elke wedstrijd had een eigen vakje waarin door de dienstdoende suppoost resoluut een gaatje in werd geknipt.
Speedway
Een stadion was gewoon een stadion. Zonder skybox, bussinesseat of overkapping. Regende het, dan regende het. Zeiknat werd men. Alleen de mensen die het geluk hadden onder de tweede ring te zitten bleven droog. Het was ook de tijd dat men in De Kuip regelmatig de tribunes naast het veld verwisselde voor een partij speedway of andere jolijt dat niks met voetbal te maken had. Aan concerten deed men niet. Vak S was nog een staantribune. Daar mochten de jongeren met tegenwoordig als levensgevaarlijk beschouwde vlaggenstokken hun ding doen. Hun ding? Keurig een liedje zingen en hun club aanmoedigen. Dat deden ze in die tijd.
Imitator
Zoals ze in die tijd naar het stadion kwamen voor Coen Moulijn. De linksbuiten met de dreiging naar binnen en de passeerbeweging naar buiten. De koning van wat men tegenwoordig een assist noemt en vroeger een voorzet. De dribbelaar. De man die een heuse imitator had. John Corsten gaf ter vermaak in de rust zijn kunsten ten beste. Dat alles terwijl een muziekkorps op het veld voor de muzikale omlijsting zorgde.
Van horen zeggen
In Rotterdam rouwen ze massaal. Een icoon is dood. Vergelijkingen met Messi zijn onzinnig maar vinden plaats. Moulijn was een man die herinnerde aan de tijd dat Feyenoord nog meetelde. In Europa en in de wereld. Misschien is dat wel de grootste drijfveer achter al die mensen die nu een bloemetje leggen bij het standbeeld van Moulijn. De herinnering, die voor de meesten niet eens een herinnering is maar een gevalletje van horen zeggen, aan goede tijden. Coen was zoals Feyenoord moet zijn. Groots. En dat is Feyenoord allang niet meer. Feyenoord is dood. En met de dood van Moulijn herdenkt men ook dat.