Je kunt Nederland bekijken en becommentariëren vanaf de grond. Dat ligt voor de hand, want dat is waar wij ons meestal bevinden, dat is waar wij leven. Vanaf de grond bekeken, zien we vaak niet zozeer de schoonheid, maar de imperfecties van onze omgeving, van de ander en onszelf. Maar bekijk je Nederland vanuit een vliegtuig dan zie je een ander Nederland. Wanneer je terug vliegt van een vakantie of verre reis zie je, zodra het koude kikkerland onder je voorbij trekt, niet direct wat er niet deugt. Je ziet geen versplinterd politiek landschap, geen multicultureel drama, geen hypotheekrenteaftrek, geen islamisering, geen ontslagrecht, geen bio-industrie, geen koningshuis.
Je ziet een verzameling van een aantal steden, met daartussen talloze akkers, oneindig lijkende vlaktes, verbonden door wegen en als je goed kijkt, dan zie je Yvon Jaspers op een tractor en vier miljoen stipjes die er ademloos naar kijken. Je ziet kerktorens, dijken, je kijkt er niet op neer, je kijkt er naar, van bovenaf en je herkent in de verzameling van al die dingen onherroepelijk: thuis.
Eenmaal veilig geland, betreed je de welkomsthal van het vliegveld en zie je je eigen eigen thuisland bijna weer als voor de eerste keer. Wat opvalt is de orde in de chaos. De manier waarop alles op dat vliegveld lijkt te kloppen, stroomt. Dat is op veel plekken, zowel ergens ver weg aan de andere kant van de oceaan, als dichtbij, vlak over de grens, wel anders. Je koopt een treinkaartje, uit een automaat, stapt op zoiets merkwaardigs als een roltrap en merkt op het perron dat de meeste treinen om je heen precies op de tijd aankomen die op het bord staat aangegeven. Je hoort een moeder tegen haar kind praten “Verdomme Mitchell, blijf met je fikken van die koffer af” en denkt: “Mooi zo, vertrouwde geluiden.” Je betreedt een Albert Heijn en koopt voor het eerst in tijden weer donkerbruin brood, kaas, je zit weer op de fiets en het regent, wat geen pretje is, maar wat geeft het? Want je bent thuis.
‘Dat moeten we niet willen met zijn allen’
Euforie over het eigen land is een tafereel dat hoort bij thuiskomen, maar hoe kan het dat we dat gevoel, die open blik, vaak zo snel weer verruilen voor onze vaste patronen, hoe komt het dat we binnen de kortste keren weer vervallen in geklaag en ontevredenheid. Vaak niet alleen over kleine dingen, maar over alles. Zeker de laatste jaren lijken we in Nederland in toenemende mate bepaald te hebben dat het helemaal fout dreigt te gaan in dit land. Dat is iedereen’s schuld, behalve die van onszelf. Dit uit zich in zinnen als “Dat moeten we niet willen met zijn allen” en het krampachtig vasthouden aan oude verworvenheden en daarmee het blokkeren van daadwerkelijke vernieuwing en hervorming.
Het meest zichtbaar is de chronische negativiteit in het publieke debat. Opgesloten in oude dogma’s voltrekt zich dag in, dag uit een klassieke strijd tussen links en rechts, waarbij elke socialist voor corrupte potverterende navelstaarder wordt uitgemaakt en iedere liberaal als egocentrische harteloze marktfetisjist wordt weggezet. Er wordt moord en brand geschreeuwd en wie niet beter zou weten, zou denken dat Nederland op de rand van de afgrond staat. Met zo’n politiek heb je geen satire meer nodig. Alles moet voortdurend anders, eerlijker of daadkrachtiger, maar wat is nou precies eerlijk en wat daadkrachtig en vooral: waar is nou eigenlijk precies die grote donkere wolk? Naar welk Ander Nederland moeten wij nou eigenlijk op zoek gaan? Of moeten we gewoon weer een tijdje op reis om vervolgens euforisch thuis te kunnen komen?
Gezeik over wachttijden
Misschien is het een schokkende mededeling, maar ik vind het hier eigenlijk heel erg leuk. Ik vind het in Nederlad ouderwets lachen geblazen, wat een fantastisch land! Ik geniet van het evenwicht tussen sociaaldemocratie en liberalisme, de diversiteit op de straten, in de tram, van de recht-voor-zijn-raapcultuur, de unieke zelfspot en relativering, de werklust, de totale gekte die los kan barsten door zoiets magisch als een WK voetbal, de warmbloedigheid, eigenwijsheid en humor van Nederlandse meisjes en zelfs van de kneuterigheid geniet ik, van de kleine ambachtswinkeltjes en het gezeik over wachttijden bij Telecomaanbieders. Begrijp me niet verkeerd, ik ben beslist geen lichtvoetig figuur, ook ik hoor mezelf maar al te vaak klagen, somberen en schande spreken over allerlei zaken in de wereld om me heen, maar ik probeer wel te blijven beseffen dat ik gezegend ben dat ik in Nederland woon: nog altijd een van de rijkste landen ter wereld, zowel economisch als cultureel.
Ik ben opgegroeid in Dordrecht en later in Almere en tja: dat is voor niemand leuk. Mijn ouders hadden het niet bepaald breed, maar dat vormde geen belemmering. Want juist in dit land kun je, ongeacht uit wat voor nest je komt, met wilskracht en overtuiging je talenten ontdekken en ontwikkelen, je dromen koesteren, najagen en verwezenlijken. Niet het land van The Stars & Stripes is de plek van de onbegrensde mogelijkheden, nee, die plek is hier, dat is Nederland. Waar iedereen recht heeft op een bepaalde basis, toegang krijgt tot voortreffelijke publieke voorzieningen, erfgenaam is van een rijke cultuur en historie die prikkelt en inspireert, allemaal absolute voorwaarden voor individuele ontplooiing. Dat wordt tot op zekere hoogte gelukkig breed gedeeld, door zowel conservatieven, liberalen als sociaaldemocraten. Dat laat zien dat er over bepaalde wezenlijke zaken consensus kan bestaan in dit land. Dat is een verdienste van ons allemaal, het is een gegeven waar we de hoop uit zouden moeten putten, dat we grote uitdagingen samen aan kunnen gaan. Dat we niet alleen met gelijkgestemden, maar ook met andersdenkenden overeenstemming kunnen bereiken. Ook al denken we over sommige zaken totaal anders, het dwingt ons niet tot een bloedeloze poppenkast. We hebben een ongelofelijke parlementaire democratie. Doordat er zoveel diversiteit is in onze volksvertegenwoordiging, er voor verschillende onderwerpen andere meerderheden de vormen zijn, is er alle ruimte om de polarisatie tegen te gaan en de nuance te laten zegevieren.
Kosmopolitisch Amsterdam
En ik besef ook wel degelijk dat ik misschien makkelijk praten heb, dat ik inmiddels tot een bevoorrechte groep behoor. Dat ik het leven leid van een jonge artiest in kosmopolitisch Amsterdam, voor wie alle wegen nog open liggen. Het is het leven van iemand met relatief nog weinig verantwoordelijkheden in deze maatschappij, het zorgeloze bestaan van een jongeman van vijfentwintig, wiens wereldbeeld vooral bepaald is door de dingen die hij heeft gelezen en gadegeslagen, nog niet gepokt en gemazeld door de grote teleurstellingen waar ieder mens in zijn leven mee te maken krijgt.
Ik begrijp dat het niet overal zo eenvoudig ligt en dat buiten die intellectuele, multiculturele, bruisende cocon, er mensen zijn die met recht vrezen voor hun baan, voor de toekomst van hun kinderen, voor de veiligheid en sfeer in hun buurt, hardwerkende mensen die somber en met weinig geloof in de toekomst moeten toezien hoe de omgang tussen mensen verloedert, hoe waarden die eens als ongeschreven wetten golden, steeds minder vanzelfsprekend lijken te worden. Maar we kunnen die vraagstukken ook benaderen met meer optimisme. Het klinkt misschien ouderwets om te zeggen, maar we hebben het als land echt te goed, om de noodtoestand af te kondigen en te eisen dat alle problemen worden opgelost nu worden opgelost. De vrolijke premier zei het al: de overheid is geen geluksmachine.
Big Apple
Bij mij om de hoek in de Jan Evertsenstraat in de Baarsjes werd kortgeleden een juwelier overvallen en doodgeschoten. Zo’n laffe daad, herinnert ons aan de onvolmaaktheid van ons ideaalbeeld, we kunnen in zo’n geval niet veel meer dan de tragische gebeurtenis aangrijpen om na te denken over hoe we onze samenleving minder vatbaar maken voor zulke waanzin. En tegelijkertijd is er hoop. Want datzelfde stadsdeel de De Baarsjes, heeft zich in vijf, zes jaar ontwikkeld van verpauperde buurt naar een geliefde plek voor mensen van allerlei verschillende sociaal-economische klassen en nationaliteiten. Waar ik mensen met verschillende achtergronden heel gemoedelijk met elkaar om zie gaan, waar de yuppen hun brood halen bij de Turkse bakker en de turken een bakkie gaan drinken in de yuppiecafe’s en espressotentjes die als paddenstoelen uit de grond schieten. Waar het Mercatorplein opeens een opgewekte indruk maakt, nu je er in de winter kunt schaatsen, terwijl de hele buurt er zijn zaterdagboodschappen haalt. Het is het levende bewijs dat mensen, wanneer ze zich serieus genomen voelen, ook bereid zijn onderdeel uit te maken van iets dat groter is dan zij zelf, dat verder reikt dan hun eigen belang. In De Baarsjes hebben de lokale bestuurders, de buurtbewoners, de ondernemers de handen ineen geslagen en de buurt zichtbaar getransformeerd in een plek waarin het goed toeven is. Zoals Harlem in New York, ooit een gevaarlijk roversnest, inmiddels weer een van de meest bruisende delen van de Big Apple is, zo is in de afgelopen jaren dit Amsterdamse stadsdeel opnieuw tot leven gekomen. En als dat in een wijk kan, dan kan het in een hele stad en als het in een hele stad kan, dan kan het in dit hele land.
Dat is misschien wel dat Andere Nederland. En het goede nieuws is: dat Andere Nederland bestaat al of is binnen handbereik. Ergens vlak onder de oppervlakte, onder het sombere gemok en geklaag. En als we onze ogen ervoor openen, hoeven we niet eerst op reis om het bij terugkomst vanuit een vliegtuig te bekijken, maar kunnen we het gewoon hier en nu zien en verbeteren vanaf de grond. Dat is het Nederland waar we ons niet door de waan van de dag laten leiden, waar onze leiders zich niet in de houdgreep laten houden door angst voor electoraal verlies, waar we ons niet klein laten krijgen door het holle populisme, dat met simpele antwoorden komt op vragen die een rijker antwoord verdienen. Dat is het Nederland waar we trots op mogen zijn, een term die we nu maar eens moeten terug kapen van Tante Rita. Niet de trots vanuit kortzichtig en naar binnen gekeerd Nationalisme, niet de trots die geboren is uit de afkeer voor alles en iedereen die anders is dan wij, maar trots die voortkomt uit vertrouwen, de onvermoeibare veerkracht en ondernemingszin, de humor en tolerantie, de nieuwsgierigheid naar de ander en de wereld, de internationele sensitiviteit en het rotsvaste toekomstgeloof dat door al die eeuwen heen dit land heeft gebracht tot wat het vandaag de dag staat. Tot ver buiten onze landsgrenzen kent men The Dutch, onze schilders, onze voetballers, onze wetenschappers, onze architectuur, onze talenkennis, onze landbouw, onze schaamteloze directheid die we slechts met de Engelsen delen, onze handelsgeest, de schoonheid en bescheidenheid van onze inwoners. Onderwerpen waar men in het buitenland nog lang niet aan toe is, zoals het complexe integratievraagstuk, durven wij hier al lang aan de kaak te stellen, we praten er open over, soms op het scherpst van de sneden en dat alle zorgt ervoor dat wij daar ook al veel verder mee raken, dan menig ander land. Dat mag best wat vaker worden benadrukt. Het doemdenken kan wat mij betreft doodvallen, het is tijd om moed te tonen en voorwaarts te bewegen. Al betekent dat misschien nog acht jaar oppositie, de electorale gedachte moet bijzaak zijn.
Samenklonteren
Een noot wil ik hierbij maken. Het wordt wel hoog tijd dat progressieve leiders de assertiviteit en lol terug vinden en de daad bij het woord voegen. Daar waar zij voortdurend verkondigen hoe het allemaal fout gaat met het huidige kabinet, hoe ze humorloos preken over binden, mensen bij elkaar brengen en gemeenschapszin, dienen ze zelf het goede voorbeeld te geven door de handen ineen te slaan en gezamenlijk op te trekken. Dat is geen “samenklonteren”, zoals Alexander Pechtold – die vandaag kennelijk iets beters te doen heeft – dat noemt, welnee: dat is over je eigen schaduw heen durven stappen en de nadruk leggen op de overeenkomsten die je met elkaar hebt, in plaats van op de verschillen. Je hoeft ook niet bang te zijn dat je binnen zo’n verbinding je eigen identiteit verliest. Het is net een samenleving: je zult het met elkaar moeten rooien, maar je blijft daar binnen een individu met zijn eigen persoonlijke beslommeringen, principes en idealen. Samenwerking tussen partijen met verschillende invalshoeken, zal de progressieve politiek alleen maar verrijken.
In de overwegingen over hoe het nu verder moet met “links” staat volgens mij voorop dat in de moderne tijd, de sociaaldemocratie en het liberalisme niet elkaars vijanden zouden moeten zijn. Het zogezegde sociaalliberisme wordt er van verdacht een hippe term te zijn van mensen die sociaal willen doen, maar wel hun egocentrisme willen rechtvaardigen. Maar dat is onzin. Sociaalliberalisme heeft de toekomst. Het gaat uit van een sterke overheid, maar niet als instrument van de oud-linkse betuttelende gedachte dat je zwakkeren in een samenleving van bovenaf beschermt en verzorgt en jezelf daarvoor op de borst klopt, zonder die mensen wezenlijk te inspireren om het allerbeste uit zichzelf te halen. Nee, sociaalliberalisme staat voor een sterke, compacte overheid vanuit de overtuiging dat het scheppen van gelijke kansen geen eindpunt is, maar een voorwaarde: dat je mensen die dat nodig hebben van onderaf een basis biedt, maar ze wel stimuleert en inspireert om zich van daaruit als individu te ontplooien en mee te doen. Zorg dragen, maar met een oprecht geloof in de mogelijkheden van mensen, van personen. Vanuit die nieuwe filosofie kunnen we begrippen als solidariteit en gemeenschapszin van hun sompige imago ontdoen en ze weer tot kernwaarden maken van een inspirerend verhaal. Zo kunnen we de oude grijsgedraaide links/rechts-plaat in de prullenbak smijten en onze idealen opnieuw tegen het licht houden. Dan kunnen we eindelijk oude verworvenheden zonder moreel schuldgevoel herzien, meten aan de veranderende werkelijkheid en zo de weg vrijmaken naar soms moeilijke, maar duurzame en hoognodige hervormingen. Als dat lukt dan heeft een sterke overheid weer bestaansrecht, dan krijgt progressieve politiek weer een rol van betekenis en zijn de eigen verantwoordelijkheid en solidariteit niet twee vijanden tussen wie je een keuze moet maken, maar elkaars vrienden.
Niet iedereen zal het daarmee eens zijn. Dat hoeft ook niet, dit is Nederland: we kunnen elkaar stevig de waarheid verkondigen en hebben allemaal overal verstand van. Laten we nou maar gewoon blij zijn dat we hier wonen, je hoeft maar even naar de puinhoop bij de Belgen te kijken, vlak over de grens en je weet weer waarom we het hier allemaal behoorlijk goed getroffen hebben.
Johan Fretz sprak deze speech afgelopen zondag uit voor vijf bejaarden en een paardenkop bij de “Een ander Nederland”-manifestatie van “links Nederland” in De Brakke Grond.