Wie zich anno 2010 nog in een kek konijnenbontstolaatje of frivole vossenjas de straat op waagt, moet welhaast stalen zenuwen hebben. Geluksvogels vallen slechts afkeurende blikken ten deel, de minder fortuinlijke bontdrager wordt ongevraagd getrakteerd op een preek dan wel verf- of koffiebad. De gemiddelde Nederlander heeft het namelijk niet zo op bont. Dat vinden wij zielig. Zo heeft maar liefst 83,4 procent van de bevolking een negatief beeld van het gebruik van bont in kleding en is ruim 77 procent tegen het fokken van nertsen ; een percentage dat de Tweede Kamer juli 2009 deed besluiten voor een verbod op nertsenfokkerij te stemmen.
Mits de politiek zich niet bedenkt, is de nerts vanaf 2024 – net als in 1995 de vos en twee jaar later de chinchilla – van een voorland als handtas of mantel gered. Eigenlijk stribbelde sowieso alleen de Christen Unie vorig jaar nog enigszins tegen. En niet eens omdat ze zo pro-bont zijn – waarom zou een politicus in hemelsnaam een dergelijk impopulair standpunt aanhangen? – maar omdat ze vonden dat de nertsenfokkers voor hun gederfde inkomsten dienden te worden gecompenseerd. Verder waren de meeste dames en heren in Den Haag het eigenlijk wel eens: schattige nertsen doodmaken? Dat moeten we gewoon niet willen met z’n allen.
Vergassen
En dat terwijl de gemiddelde nerts zich in vergelijking met een legbatterijkip of kistkalf in z’n harige handjes mag knijpen. Waar twee van de kleine knaagdieren samen een hok van 85 x 45 cm tot hun beschikking hebben, moet een kalfje het doen met een luttele 180 x 80 centimeter. Ter vergelijking: een nerts wordt zo’n 20 centimeter lang, een kalfje is bij zijn geboorte al 80 centimeter. En waar nertsen worden vergast – hoewel de branche zelf het liever heeft over het stukken humaner klinkende ‘inslapen’ – eindigt een kip vaak ondersteboven hangend boven een lopende band, waarna zijn kop er wordt afgeknipt. Tsja, zie daar maar eens een minder gruwelijk klinkend synoniem voor te verzinnen.
Desalniettemin ziet een groot deel van de zelfverklaarde dierenvrienden er geen been in om ’s avonds een lekker kippenboutje of lapje kalfssukade op tafel te zetten. Want een ruime 80 procent van de mensen mag dan anti-bont zijn, slechts 4,5 procent van de Nederlanders is vegetariër. Hoewel bijna de helft van de huishoudens tegenwoordig wel eens vleesvervangers eet, worden voor elke Nederlanders jaarlijks nog steeds 12,1 dieren geslacht. Een aanzienlijk deel van die kippen, koeien, varkens en kalfjes heeft – voordat ze op ons bord belanden – een matig leven en minstens zo treurige dood achter de rug.
Eigen schuld
Nou hebben die bioindustrie dieren dat natuurlijk voornamelijk aan zichzelf te danken. Hadden ze maar wat knuffelbaarder moeten zijn. Wat dat betreft kunnen ze een voorbeeld nemen aan de zeehond: een beest dat naar het schijnt venijnig bijt, maar dankzij zijn glanzende vacht en grote droevige ogen kan rekenen op een bijzonder schattig imago. Bovendien is het vrij eenvoudig om anti-bont te zijn – hoeveel nertsenstola’s heeft een mens nou eigenlijk nodig – terwijl het niet eten van vlees een stuk meer opofferingen vergt. En principes zijn mooi, maar ze moeten natuurlijk niet te veel moeite kosten.
Als de nerts vanaf 2024 – het verbod zal niet direct worden ingevoerd om de ongeveer 200 fokkerijen in Nederland de kans te geven hun bedrijven zonder al te veel verlies te sluiten – zeer waarschijnlijk een stikstofvrije toekomst tegemoet gaat, wachten miljoenen kippen, varkens en koeien in hun kleine hokjes nog altijd op hun gruweldood. Vette pech voor hen.
Rianne Meijer is vegetariër en bezit twee bontjassen. Allebei nep.