Sommige boeken lenen zich prima voor een filmbewerking. Andere wat minder. Zo moet het voor Danny Boyle een hele opgave zijn geweest de autobiografie van bergbeklimmer Aron Ralston te verfilmen. Niet omdat Between a rock and a hard place per se saai is, maar wel omdat er zo goed als niets gebeurt. Boyle weet er, met behulp van wat flashbacks en andere kunstgrepen, een film van te maken die de moeite van het kijken waard is. Aardig, maar zeker niet Oscarwaardig. Daarvoor is 127 Hours te eendimensionaal.
Aron Ralston (gespeeld door James Franco) raakt na een lullige val in een spelonk beklemd tussen een losgeraakte rots van heel wat honderden kilo’s en een canyonwand. Zwaargewond raakt hij niet door die val, maar de helft van zijn onderarm en zijn hand zitten muurvast. Daar zit je dan, in the middle of nowhere, in de Blue John Canyon in Utah, zonder iemand te hebben verteld waar je naartoe ging. Dat is inderdaad ‘oops’ zoals hij zelf zegt met veel gevoel voor understatement. Dat Ralston niet na twee dagen bezwijkt en zich ook nog weet te vermaken heeft hij te danken aan de spullen die hij bij zich heeft. Wat water, een paar koekjes, touwen en een bot gereedschapsmesje. En niet te vergeten: een digitale camera waarvoor hij zo nu en dan een showtje opvoert.
Wisselwerking
Veel personages in de films van Boyle zitten vast, maar niet eerder zo letterlijk en zo alleen als in 127 Hours. In Trainspotting was het Renton die met zijn verslaving vastzat in een drugsmilieu, in Slumdog Mlllionaire Jamal, vast op het politiebureau, vertellend over zijn door genadeloze exploiteurs van zwerfkinderen gegijzelde leven. En in The Beach zit Richard vast op een exotisch eiland en in een sektarische hippiecommune. In bijna alle films van Boyle is er sprake van een gemeenschap, veel personages en de wisselwerkingen tussen al die karakters. In 127 Hours ontbreekt die wisselwerking geheel.
Plat
Hoe zo’n verhaal wat diepgang te geven? Door het gebeuren symbolisch te maken voor het leven van het personage, bijvoorbeeld, of door het personage wat meer inhoud te geven. Maar Boyle doet het niet. Aron Ralston is een bijzonder onproblematisch karakter. Hij is vrolijk, energiek en daadkrachtig. De flashbacks die hem treffen gaan over een ex-vriendin die hij vaarwel geeft gezegd en waar hij een beetje spijt van lijkt te hebben. Verder mijmert hij wat over zijn vader en moeder en krijgt hij in zijn hallucinaties bezoek van zijn zoon die nog verwekt en geboren moet worden. Er zijn kortom maar weinig issues behalve dan dat Ralston muurvast zit en graag zijn enerverende leven weer wil oppakken. En daar offert hij, uiteindelijk, zijn onderarm voor op, wat ook weer geen spoiler is omdat het overal al is aangekondigd en ook niet anders kan aflopen.
Geen meesterwerk
Critici noemen de film een ode aan het leven en de drang om te overleven, en dat is het natuurlijk ook wel, maar zo geredeneerd is elke film waarin een personage überhaupt de moeite neemt om uit bed te stappen een ‘ode aan het leven’ te noemen. 127 Hours is lang niet zo rijk en dynamisch als voornoemde films van Boyle, al is zijn stempel wel duidelijk te herkennen. Wat betreft regie heeft Boyle dan ook aardig wat uit de kast getrokken en van een mager verhaal een film gemaakt die de moeite van het kijken meer dan waard is. Maar dat maakt het nog geen zes Oscarnominaties waard, waaronder een voor beste film. De film verbleekt bij meesterwerkjes als The Kings Speech en Black Swan. Met 127 Hours toont Danny Boyle zich een begaafd regisseur, maar in het vervolg kan hij beter een echt goed boek uitkiezen om te verfilmen.
127 Hours draait vanaf 24 februari in de bioscoop.