Is het goed dat burgers bij de Provinciale Statenverkiezingen de stemwijzer gebruiken? Velen beantwoorden deze vraag met “nee”, omdat burgers zelf programma’s moeten lezen, partijen veel meer standpunten hebben dan er in de stemwijzer terugkomen, en omdat de makers van de stemwijzer door de populariteit ervan wel erg machtig zijn geworden. Maar er zijn meer problemen.
De stemwijzer wordt bij provinciale verkiezingen geplaagd door stellingen die niet provinciaal, maar landelijk zijn en waar de provincie dus weinig over te zeggen heeft. Bij de Flevolandse stemwijzer gaat het bijvoorbeeld om een nieuwe weg- en spoorverbinding tussen Amsterdam en Almere. Vervolgens zijn er onderwerpen die er voor veel burgers nauwelijks toe doen, zoals de diversiteit van het provinciale ambtenarencorps. Ook zijn er thema’s die zo bestuurlijk zijn dat burgers er bijna geen mening over kunnen hebben, zoals het fuseren van de provincie en het waterschap. Maar het grootste probleem komt nog.
Opgeblazen bestuur
Voor de vorige Provinciale Statenverkiezingen verscheen het boek Het opgeblazen bestuur van Klaartje Peters. Zij stelt dat provincies zich graag allerlei extra taken aanmeten om hun imago te verbeteren en burgers het gevoel te geven dat de provincie erg belangrijk is. Provincies starten allerlei pilot-projecten in met name de sociale sector. De provincies hebben daar geen geld voor en die projecten krijgen daarom nooit een vervolg, de provincies hebben hier geen wettelijke taak, lopen gemeenten voor de voeten en deze projecten leiden de provincies af van de taken die ze wettelijk wel hebben.
De wettelijke taken van provincies zijn vaak relatief onzichtbaar voor burgers. Het gaat bijvoorbeeld om de uitvoering van de Ecologische Hoofdstructuur, het toezicht op gemeentelijke financiën, het opstellen van provinciale risicokaarten en de ondersteuning van openbare bibliotheken. Deze taken zijn weliswaar nuttig, maar te bureaucratisch om er campagne over te voeren of er vragen over op te nemen in stemwijzers. Provincies hebben dus meer zichtbare taken nodig zodat burgers bij verkiezingen iets te kiezen hebben. Maar wat zijn dat voor keuzes?
Betekenisloze antwoorden
In de Flevolandse stemwijzer wordt de stelling voorgelegd: “de provincie moet meer geld uittrekken voor sportbeoefening door amateurs”. Niemand kan met die stelling uit de voeten: het gaat om een gemeentelijke taak waarbij de provincie kan “stimuleren” of “gemeenten voor de voeten kan lopen”. De meeste burgers die subsidie voor amateursport willen, zullen het antwoord “eens” geven. Zij moeten in theorie GroenLinks stemmen, want die partij vindt volgens de stemwijzer volmondig dat de provincie dit moet stimuleren. De PvdA zegt echter ook “eens” op deze stelling, terwijl zij eigenlijk wil dat de provincie hooguit ‘bovenlokale voorzieningen’ moet stimuleren. Dit is globaal hetzelfde standpunt als de ChristenUnie, die ook afstemming wil maar de stelling beantwoord met “oneens”. Een antwoord op de stelling zegt hier dus niets, zolang we ons niet afvragen of de provincie hier wel een taak heeft.
Andere stellingen kampen met hetzelfde probleem: moet de provincie geld geven aan vissers die door Europese regels minder vis mogen vangen, amateurkunst financieel steunen, het rapen van kievitseieren verbieden, toerisme bevorderen, biologische landbouw stimuleren, ZZP’ers helpen met goedkope leningen, een eigen milieuvriendelijk energiebedrijf oprichten, ouderen helpen om actief te blijven en deelnemen aan de campagne om de Olympische Spelen van 2028 naar Nederland te halen? Zolang de stemwijzer burgers geen optie geeft te zeggen dat dit geen provinciale taken moeten zijn, is de uitslag ervan betekenisloos: geven burgers hun mening over het beleidsvoorstel of over de vraag of de provincie zich ermee moet bemoeien?
Met de huidige stemwijzer kunnen burgers beter met hun intuïtie stemmen.
Chris Aalberts is docent en onderzoeker politieke communicatie (www.chrisaalberts.nl)