‘Ik heb altijd veel gelezen,’ zegt de in Oost-Vlaanderen geboren schrijver Fikry El Azzouzi in een interview met Kif Kif. ‘Na verloop van tijd lees je boeken waarvan je denkt dat je dat wel beter kan. Een beetje arrogant, toegegeven, maar ik ben er dan toch maar zelf aan begonnen.’
De vrucht van deze gedachte is Het Schapenfeest, een kleine roman waarin de elfjarige Vlaams-Marokkaanse Ayoub als hoofdpersoon optreedt. Een jongen die drie keer in de week naar demadrassa gaat met twee trainingsjasjes, een jeansjasje en een gewone jas over elkaar, zodat hij de klappen van Baardman minder voelt. Ayoub kent al twintig soera’s uit zijn hoofd.
Het verhaal begint wanneer de familie druk is met de voorbereidingen voor het Offerfeest. De eerste zinnen van de roman luiden: ‘Zijn zoon moest hij offeren aan Allah. Dit was een test. Net voordat hij zijn zoon de strot ging doorsnijden, hield Hij hem tegen. Verderop raakte een schaap klem in de struiken. Ontsnappen bleek tevergeefs. De vader slaagde met grote onderscheiding, en het schaap werd geofferd. Wat natuurlijk veel beter was. Stel je voor dat ze mij zouden offeren. Lag het aan mijn vader, hij zou geen moment twijfelen.’
Wat volgt is een reeks van gebeurtenissen waarin de vader alles in het werk stelt om zijn zoon zover te krijgen dat hij hem wil helpen met het ritueel slachten van een schaap, ter nagedachtenis aan de profeet Ibrahim. Dit gebeurt in een wei buiten de stad, na klachten van de buren bij de vorige slachting die in de tuin plaatsvond.
Zoals past bij een klassiek vaderzoonconflictdoet Ayoub alles wat binnen zijn macht ligt om zich aan dit ritueel ontrekken. Hij houdt niet van schapenvlees, droomt van een toekomst als profvoetballer, in zijn fantasie scoort hij het beslissende doelpunt op het WK; ook zou hij graag een sultan willen zijn en anders wel een kolonel op een ruimteschip.
Ayoubs sprookjesachtige binnenwereld, waarin schapen kunnen spreken, vormt een schril contrast met het leven van alledag, waarin zijn tirannieke vader regelmatig zijn riem uit zijnbroek haalt om zijn traditionele waarden ook op non-verbale wijze aan zijn zoon door te geven.
El Azzouzi heeft ervoor gekozen om de vertelstem aan de elfjarige hoofdfiguur te geven. De keuze voor het ik-perspectief in combinatie met de tegenwoordige tijd maakt dat de stijl me soms aan een haastig geschreven blog deed denken: vlot, toegankelijk, met zo hier en daar een foutje. Een lezer kan iedere zin direct tot zich nemen, alsof hij een visstick wegkauwt. Ik vroeg me af waarom de schrijver behalve voor de denkwereld van een elfjarige, ook voor de stijl en de woordenschat van een elfjarige heeft gekozen. Wat moet een volwassen lezer, voor wie het boek toch is bedoeld, zoals El Azzouzi in het eerder genoemde interview beweert, beginnen met zinnen als ‘Hij pronkt graag met zijn spieren en gebruikt moeilijke woorden zoals biceps en triceps’?
Dit probleem van het perspectief van een elfjarige had gemakkelijk omzeild kunnen worden wanneer El Azzouzi het verhaal in de hij-vorm zou hebben geschreven. Volwassen lezers zouden zich dan niet hebben hoeven te vervelen met de uitleg van ‘moeilijke woorden’. Als El Azzouzi toch aan de ik-vorm had willen vasthouden, waar ook iets voor te zeggen is, dan zou hij de kunst hebben kunnen afkijken van andere schrijvers, zoals David Mitchell. Hij geeft in zijn romanDertien de vertelstem ook aan een jongen, maar smokkelt wel de denkwereld van volwassenen het boek binnen, bijvoorbeeld door middel van dialogen, waardoor het contrast tussen de beleving van een volwassene en een kind duidelijk naar voren komt.
In de dialogen van Het Schapenfeest schreeuwt de vader ‘Naar boven!’ en huilt de moeder ‘Proficiat, proficiat, ik ben zo blij voor je’.
Dat kan beter.
Uitgever: | Van Gennep |
Pagina’s: | 160 |
Prijs: | 16.00 |
ISBN: | 9789055154777 |
Jaar: | 2010 |