Vorige week vertelde ik op televisie dat twitteraars niet representatief zijn voor de bevolking. Boze reacties waren mijn deel: hoe kon ik dit nou beweren? Op DeJaap gaf ik als verklaring dat twitteraars alleen in hun eigen sociale netwerk kijken en niet daarbuiten: binnen hun netwerk wordt veel getwitterd, en dus gaan zij ervan uit dat dat buiten hun netwerk ook het geval zal zijn. Twitteraars hebben een bepaalde ervaring, en zien dat graag als ‘de werkelijkheid’.
De cijfers over het gebruik van Twitter wijzen allemaal een andere kant uit, maar over één ding zijn ze het eens: een minderheid van de bevolking gebruikt dit medium. Dat maakt representativiteit op voorhand erg onwaarschijnlijk, zeker als we kijken naar decennialang onderzoek naar het gebruik van nieuwe media. Waarom hebben dit soort gegevens zo weinig invloed op het debat? Omdat velen altijd willen vasthouden aan hun eigen ideeën, wat onderzoek ook zegt. Burgers evalueren onderzoek alleen vanuit hun eigen perspectief. In dat opzicht lijken twitteraars juist wél op de rest van de bevolking. Twee voorbeelden.
Wie snapt iets van onderzoeksmethoden?
Op Dumpert.nl verscheen afgelopen week een filmpje met de titel: ‘PVV miep snapt statistiek niet’. In een debat legde Kamerlid Lilian Helder uit dat zij weinig waarde hecht aan onderzoek dat aantoont dat taakstraffen leiden tot minder recidiven dan gevangenisstraffen. Zij vond dat je deze twee groepen gestraften niet kunt vergelijken. Commenters op dumpert.nl wisten precies hoe het zat: Helder is dom en begrijpt niets van onderzoek. Zoals Angela Carper deze week op DeJaap al duidelijk maakte, is dit zeer de vraag: Helder’s woorden kunnen ook gezien worden als teken van kennis van statistiek. Maar de commenters weten al hoe het zit: PVV’ers zijn dom. Dat oordeel representeert slechts hun algemene oordeel over de PVV en hun onwil het optreden van Helder nog een kritisch tegen het licht te houden.
Zo gaat het ook bij Twitter. Als je op een blog beweert dat het onduidelijk is hoeveel twitteraars er precies in Nederland zijn, komt er altijd wel een commenter aan met een onderzoek waaruit zou blijken dat volstrekt duidelijk is wat iemands online influence is. Er is namelijk een meting gedaan door een onbekend onderzoeksbureau. Dat blijkt eigenlijk nergens uit, maar iedereen kletst dat elkaar vervolgens na, zonder ooit te lezen wat voor schaal wordt gebruikt en hoe die wordt samengesteld. Niemand begrijpt die schaal, maar dat doet er ook niet toe, want je kunt dan je eigen illusie hoog houden dat Twitter echt belangrijk is.
Het is toch uitgerekend?
Uit deze voorbeelden blijkt steeds hetzelfde: burgers willen graag in onderzoeken geloven, zolang ze aansluiten bij hun eigen wereldbeeld. Als ze dat niet doen, zoals onderzoek dat laat zien dat Twitter helemaal niet zo belangrijk is, negeren ze het. Deze mensen weten niet welke groepen je onderling kunt vergelijken, hoe je berekeningen kunt maken, schalen kunt construeren en hoe je een valide meting doet, maar toch weten zij precies wat goed onderzoek is: onderzoek waar ze het zelf mee eens zijn en onderzoek wat hun eigen belangen dient. Lilian Helder is daarop overigens zelf geen uitzondering.
Op deze manier wordt de discussie over veel maatschappelijke en politieke thema’s geheel overbodig. Om te beginnen de discussie over het nut van Twitter: deze kan sowieso alleen met twitteraars gevoerd worden, en zij geloven alleen in onderzoek als het hun eigen ervaringen onderstreept. En als onderzoek dat niet doet? Dan negeren ze het gewoon. Dan mis je dus elke basis voor een geïnformeerd debat.
Chris Aalberts is docent en onderzoeker politieke communicatie. Zijn boek met Maurits Kreijveld ‘veel gekwetter, weinig wol’ kwam deze week uit (www.politiek20.nl).