NRC laat zien hoe OSM lijdt

26-04-2011 09:00

In onze aandachtswijken is men niet alleen minder rijk en gelukkig dan elders, men is er ook vaker ziek en gaat er eerder dood. Dat zou je overigens niet zeggen als je de NRC Weekend-bijlage Lux leest. Daar gaat het in maar liefst drie columns over ziekte en ongemak bij Ons Soort Mensen. Niet over dichtslibbende vaten, overgewicht of hardnekkige huidaandoeningen, nee het gaat over het lijden in de traditie van de grote Duitse Romantici, de bleke dichters van de voorlaatste eeuwwende en de zelfmedicatie die de bohème sindsdien op de been houdt.

Menno Steketee doet verslag van zijn bezoek aan een heilmagnetiseur. Hij lijdt aan slapeloosheid en daar kan een mens zo wanhopig van worden dat hij door een charlatan een denkbeeldig energiekraantje laat opendraaien om het weer heerlijk te laten stromen. En dat het bij vrij stromende energie goed slapen is, kan iedereen zich voorstellen.

Schönsten Bahnstrecken Deutschlands
Nu wil ik slapeloosheid niet bagatelliseren, maar insomnia – de naam alleen al – is toch iets anders dan zwemmerseczeem. Je weet je als lijder aan dit euvel toch opgenomen in het gezelschap van grote denkers, dichters en wetenschappers en het heeft niks viezigs. Integendeel. Het heeft iets van uitverkoren zijn om te waken wanneer iedereen slaapt. Zelfs als je ‘s nachts alleen maar naar Schönsten Bahnstrecken Deutschlands kijkt en niet je Grote Roman schrijft.

Tommy Wieringa situeert het lijden een generatie terug. Dat zoiets zijn weerslag heeft hoeft geen betoog, en dat betoog houdt Tommy dan ook niet. Wel vertelt hij ons hoe zijn moeder 34 jaar geleden een rood hart schilderde rond een gat boven de schuurdeur en hoe zijn vader 33 jaar geleden met een spuitbus autolak liefdesboodschappen voor zijn vrouw aan de binnenkant van de schuur spoot. Hij deed dat op aandringen van zijn relatietherapeut die vond dat hij zijn liefde kenbaar moest maken. Als hier niet groots en meeslepend geleefd werd dan weet ik het niet meer. Tommy heeft het niet van vreemden, zullen we maar zeggen.

Ritalin
Het meest bont maakt Monique Snoeijen het. Zij schrijft in de “soundtrack van haar leven” (het staat er echt) dat ze een heel doorsnee vriendenkring heeft. Aan de verjaardagsdis bij Monique: het mooiste meisje van de stad. Ze slikt antidepressiva omdat de wereld vaak zo boos is. Daarnaast zit de documentairemaker met zijn ravissante vrouw en de 14-jarige dochter die maar niet kon wennen aan deze andere vrouw (om maar eens uit een ander cultureel vaatje te tappen). Ze hebben er een gezinstherapietje tegenaan gezet. Het kind mocht kennelijk een vriendinnetje en haar zus meenemen naar het verjaarsdinertje. De zus heeft ADD en slikt Ritalin, net als haar vader. Ze denkt dat ze het herdershondje is dat de kudde bijeen moet houden. Ach gut.

Dan is er nog een acteursechtpaar waarvan de man een ADHD-er avant la lettre met een dochter die daarvoor Concerta slikte. Moeder is altijd moe en bezoekt een alternatieve therapeut. En dan is er nog een muzikante met podiumangst, een journalist met een drankprobleem en een ontwerper die nooit liefde kreeg van zijn moeder. En om niet achter te blijven, maar toch ook weer niet al te specifiek te worden, bekent Monique dat ze zichzelf ook meerdere malen in een spreekkamer met een doos Kleenex op schoot heeft teruggevonden.

Aanstelleritis
De pointe van deze column schuilt in het fantasietje van Monique waarin het hele ziek, zwak en misselijke stel cold turkey afkickt in een reality soapserie op televisie. Het is allemaal aanstelleritis – is de stellige suggestie – en zolang ze er gewoon bij mogen blijven drinken, is het volgens Monique misschien best te doen. Ondertussen heeft zij ons toch maar mooi voorgesteld aan haar hele interessante, kunstzinnige en labiele vriendenkring en er elegant een beetje afstand van genomen.

Kijk, dat is nog eens lijden! Niks geen steunkousen en aspirientjes, maar magnetiseurs in oude boerderijtjes, therapietjes met Kleenex en een verjaarsdis waar je het allemaal op tafel kunt gooien. Zo zien we onze culturele voorhoede graag en zo laat ze zich maar al te graag zien.