Even moest ik met mijn ogen knipperen, maar het stond er echt. Pagina 4, NRC Handelsblad van zaterdag 30 april, de dag dat onze koningin werd getrakteerd op een doorsnede uit de – schijnbaar – minderwaardige cultuur van Limburg. Alles buiten vier grote steden in één zin gedegradeerd tot een cultureel hobby achterland. “De Raad kiest voor kwaliteit, en daarmee voor de Randstad.”
Op zich niet direct een verbazingwekkende zin. Als Brabander ben ik al enkele jaren gewend aan het randstedelijke idee dat een treinstation in Amsterdam, Utrecht, Den Haag of Rotterdam enkel een plek van aankomst is voor Provincialen, en geen poort naar de provincie. Daar gebeurt immers toch niets en als er wel wat gebeurt, beklaagt een goed Randstadbewoner er zich over dat het niet in eigen huis gebeurt. Welke idioot bedenkt dan ook om FAQ, Incubate, Roadburn, FabrIQ, Noorderslag of om het even welk ander evenement buiten de Randstad te organiseren?
Eigen cocon
Normaal gesproken geen reden om me echt druk om te maken. Dan kom je niet, leef je in je eigen cocon. Genoeg te doen in de Randstad om in ieder geval het idee te hebben dat je niets mist (bovendien zou de geur van mest aan je kleding kunnen kleven. Dat wil je natuurlijk al helemaal niet). De zelf opgeworpen reistijdbarrière en angst voor het onbekende buiten De Ring, weerhoudt geen enkele Provinciaal ervan om wel cultuur in de centra der arrogantie op te komen snuiven. Grosso modo is zijn culturele leven dus rijker met zijn eigen evenementen langs de grachten, binnen handbereik.
Toch irriteert het mij deze maal wel, zoals u wellicht al is opgevallen, en niet een klein beetje. Deze zin mocht ik namelijk lezen in een artikel over het advies van de Raad van Cultuur aan Halbe Gare aangaande zijn bezuinigingsplannen op cultuur (aka “De Kaalslag”). Een zinnetje waaruit we mogen concluderen dat de leden van de Raad hun huizen nabij de grachten hebben, en er alles aan doen om niet als nog de stad uit te hoeven.
Randstedelijke arrogantie
Deze tien woorden behelzen namelijk meer dan de Randstedelijke arrogantie die er uit blijkt. De buitenproportionele snoeiplannen van Halve Zijlstra moeten volgens de Raad van Cultuur ook nog eens onevenredig over het land worden verdeeld. Het beste – klaarblijkelijk gesitueerd in de Randstad – krijgt het meeste subsidiegeld. Buiten de vraag of het beste überhaupt altijd te vinden is in de Randstad, is dit een vreemde politiek. Eén van de motieven van Halbe Gare om de cultuursubsidie terug te dringen, is het idee dat culturele instellingen in staat moeten zijn hun eigen geld te genereren. Juist de uitblinkers zouden toch eerder het vermogen moeten hebben om uit andere bronnen dan subsidie inkomsten te halen. Dan kan de subsidie toch beter gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van de mindere broeders (ogenschijnlijk allemaal te vinden in de provincie).
In plaats van de pijn samen te dragen, wordt alles buiten de Randstad op deze wijze gemaakt tot wingewest. De boeren in de provincie mogen betalen voor de cultuur van de regenten, zodat zij geen treinkaartje hoeven te kopen. Dat de boeren daar enkel gestripte cultuur aan overhouden, waar zij bovendien nog meer voor mogen gaan betalen (hoe komen de instellingen anders aan hun inkomsten?), is daarbij irrelevant. Zo’n aardappeleter heeft toch niets met het dansgenootschap of symfonisch orkest.
Swaans en kornuiten lijken hier dus te kiezen voor de kunst om de hoek, want de kunst in de Achterhoek kennen ze niet. En wat de randstedelijke niet kent, da frît’ie nie.
Tjeerd van Erve is muziekrecensent voor Nu.nl en Gonzo (Circus). Hij is tevens geschiedenisdocent en daarom zeer nostalgisch ingesteld qua muziekbeleving. Tjeerd beschrijft nieuws en actualiteit aan de hand van muziek. Voor alles is immers een soundtrack.