Gisteren overleed Wouter Weylandt in de Giro d’ Italia. In een afdaling raakte hij een muurtje met zijn trapper en smakte tegen het asfalt. Iets later overleed de Belgische wielrenner. Op een gelijksoortige manier stierven in 1995 Fabio Casartelli en in 2003 Andrei Kivilev. Zoals dat gaat met dit soort dingen, zoeken sommige mensen meteen naar de schuldvraag. “Had dit voorkomen kunnen worden?” “Heeft de organisatie er wel alles aan gedaan?” Zeker bij deze Giro, waar er vooraf al werd geklaagd over hoe gevaarlijk en zwaar de rittenkoers wel niet was, gaan deze geluiden op. En ook nu is het een zinloze vraag.
Columnist Thijs Zonneveld waarschuwde afgelopen donderdag nog voor deze Ronde van Italië. “Te zwaar en te gevaarlijk” was het oordeel van de oud-renner. Het zou inderdaad een spectaculaire Giro worden. Geen geitenpaadje was te gek, er diende op en af de Etna en andere belachelijk steile bergen te worden gefietst, er waren meerdere modderwegen op het parcours. Kortom: de organisatie had werkelijk alles uit de kast gehaald om deze Giro zo zwaar mogelijk te maken. Wielerfans waren dan ook al aan het watertanden. Dit was pas een koers. Niet van dat laffe Tour de France geneuzel, maar een wedstrijd voor echte mannen.
Alles is gevaarlijk
Feit is: wielrenners zijn idioten. Heroïsche, iconische idioten, maar toch. Op hele dunne bandjes met 100 kilometer per uur van een berg af racen, 200 mannen die zich op fietsen door krappe bochten heen persen: dat is levensgevaarlijk, dat snapt iedereen en deze wielrenner in het bijzonder. Het is echter niet zo dat de val van Weylandt is veroorzaakt door het parcours van deze Giro. Akkoord, het was een gevaarlijke afdaling, zoals alle afdalingen gevaarlijk zijn. Hij was echter niet gevaarlijker dan de afdalingen in de Brabantse Pijl, de Tour de France, de Amstel Gold Race of in een willekeurige etappekoers in Spanje.
In het Vlaamse voorjaar worden renners over onbegaanbare wegen gestuurd. Rare kasseienstroken waar ze knieschijven breken of held worden. Daar kun je net zo goed ongelukkig vallen. Net zo goed als je ook dodelijk kan verongelukken op een totaal gladde wielerbaan zonder obstakels. Een organisatie moet nadenken over wat ze doet en na vandaag zeker, maar dit parcours was akkoord bevonden. Er zijn geen stakingen van renners geweest en er was niemand die vooraf zei dat deze afdaling écht niet kon. Want deze route was normaal voor wielrenners, hoe absurd dat voor buitenstaanders ook moge klinken.
Wielrennen verbieden
Vaak is het onzin bij een gewoon verkeersongeval te roepen dat “de overheid de weg veiliger moet maken”. Net als bij het dramatisch aflopen van een familiedrama “de jeugdzorg” als schuldige wordt aangewezen, terwijl iedereen eigenlijk ook wel weet dat niet alles te voorkomen is. Ook de dood van Weylandt kan niet in de schoenen worden geschoven van de Giro-organisatie. Je kunt risico’s niet uitsluiten, zeker niet in het wielrennen. De enige manier om alle ongevallen te voorkomen, is het wielrennen compleet verbieden. Dat wil niemand.
Het is heel begrijpelijk dat je ergens de schuld wil neerleggen voor het verlies van een jong leven. Dat is in dit geval echter gewoon niet terecht. Dat weten wielrenners als geen ander. Die stappen vandaag gewoon weer op. En woensdag zien we ze ook weer op de fiets; over lemen paden heen, risico’s nemend. Wouter Weylandt stapte ook gewoon weer op na de bijna-dood van vriend en ploeggenoot Kurt Hovelynck. Dat is de realiteit van het wielrennen, hoe hard ook. Daar zijn we allemaal een beetje schuldig aan. Niet omdat we allemaal steeds gevaarlijker dingen willen, maar omdat we van wielrennen houden.
Huub Bellemakers had heel veel zin in deze Giro, nu hoeft het even niet meer.