Een racist. Ik dacht de gemiddelde racist in minder dan twee minuten te herkennen. Deze racist niet. Hij komt helpen bij autopech. Hij verstaat zijn vak. Het spiegeltje waarmee hij om de hoek kijkt, lijkt op het spiegeltje van mijn tandarts. Hij is erg vriendelijk. Het slechte nieuws van de gebroken koppeling brengt hij zonder omhaal; het is maar materiaal. Als de Franse auto versleept is, krijg ik een lift. Terug naar de stad. We praten. Hij rijdt overal. Sommige collega’s van hem mijden het stedelijk gebied.‘Wat je naar je hoofd krijgt. En ze zijn altijd in groepjes.’
Ik lift mijn wenkbrauwen.
‘En als ik er een alléén zie staan, dan vertrouw ik het al helemaal niet.’
Hij stopt even bij een zebrapad om een vrouw over te laten steken.
‘Een melding, een collega gaat er op af. Wat zou jij doen?’
Ik doe de inmiddels gedaalde wenkbrauwen opnieuw omhoog. Hij licht snel toe.
‘Startproblemen, zeiden ze. Als die collega er is, blijkt het een kapotte ruitenwisser te zijn. Al een maand mooi weer en ook die dag geen regen. Vier gasten, in een parkeergarage. De collega zegt: die ga ik niet maken, daar zijn wij niet voor. Daarop trekt een van die gasten een pistool en zegt: ik denk dat jij die wel gaat maken. Eén van die andere gasten leunt tegen het portier. Hij kan niet weg. Wat zou jij doen?’
Op mijn linkerwang voel ik de blik van de racist priemen. Veel hangt af van de juistheid van mijn antwoord.
We zijn terug in de stad. Ik wil de auto uit.
‘Nou, wat zou jij doen?’
Ik haal diep adem.
Hij is me voor en zegt: ‘Ik zou gewoon de boel repareren.’
Hoewel hij niets meer vraagt, wacht hij nog op mijn reactie.
Ik draai mijn hoofd en kijk voor het eerst in zijn ogen. Koele woede.
Van autotechniek weet ik heel weinig.
‘Ik zou ook proberen de ruitenwisser te repareren,’ zeg ik.
Dit artikel verscheen eerder op Torpedomagazine.nl.