Applicaties om elkaar berichtjes te sturen worden steeds populairder, vooral ook omdat SMS bizar hoog geprijsd is in verhouding tot de kosten. Menig SMS bundel wordt vergroot in de hoop enige weerstand te bieden tegen deze diensten, maar het mag weinig baten. Naast kosteloos met elkaar communiceren bieden ze bovendien vaak een gebruikerservaring aan die beter is dan die van de meeste SMS applicaties en zo wordt er uiteindelijk langzaamaan minder geSMS’t. Op zo’n schaal zelfs dat mobiele telefonie providers het inmiddels in hun omzet gaan merken. Ontdekkingen over providers die willen weten wat u doet op op uw telefoon vallen momenteel samen met, eveneens privacy gerelateerde, problemen voor het populaire WhatsApp.
Het sturen van berichtjes via deze populaire app blijkt een stuk minder gelijk aan het rondsturen van envelopjes met berichten: het is veel meer dan het rondsturen van een briefkaart. Eentje die bovendien niet alleen door de handen van de postbode gaat, maar opzichtig door de kamer wordt gegooid: iedereen zou, als hij het wil, mee kunnen lezen. De makers waren blijkbaar even vergeten dat veel mensen niet alleen via hun provider werken, maar met hun mobiel vaak gebruikmaken van een draadloos netwerk, thuis, op het werk of in een coffeecorner. En dat brengt een paar extra veiligheidsbezwaren met zich mee.
Het is moeilijk te beweren dat applicatie-ontwikkelaars niet gewaarschuwd waren. Niet alleen is het een publiek geheim dat (openbare) draadloze netwerken van haar gebruikers veelal sitting ducks maken, er wordt ook al jaren aandacht besteed aan de veiligheidsproblemen. Vreemd genoeg lijken ook meer publieke campagnes rondom deze problemen weinig vruchten af te werpen: het interesseert bijna niemand echt. Het programma FireSheep zorgde kortstondig voor hernieuwde aandacht voor de problemen op WiFi, maar die belangstelling lijkt intussen voor een groot deel weggeëbd. Het probleem is, kort gezegd, dat op een draadloos netwerk de enen en nullen letterlijk in het rond vliegen. Iedereen kan die informatie dus ‘zien’ en op een netwerk dat niet (afdoende) versleuteld is (alleen een login is niet genoeg) kan dan iedereen zien wat jij zegt. Dit is, gedeeltelijk, op te vangen door de versleuteling in de apps te stoppen die van het netwerk gebruik maken, maar juist dat waren de ontwikkelaars even vergeten.
Problemen met draadloze toegang worden door de aanbieders van het gratis WiFi, mondjesmaat, aangepakt. Het zou al een stuk schelen als applicatie-ontwikkelaars zich er ook druk om gingen maken. Misschien doen ze dat al, zegt u? Dat is eigenlijk de kern van het hele probleem: of een app toegang geeft tot ons adresboek en andere gegevens, daar letten we al nauwelijks op. Op de terms and conditions al helemaal niet, maar die zijn dan toch nog in ieder geval ergens te vinden. Hoe jouw applicatie haar informatie over het netwerk gooit, dat moeten we vaak maar gokken, of proefondervindelijk vaststellen. Dat laatste, daar heeft bijna niemand echt zin in en dus vertrouwen we de programmeurs op hun blauwe ogen; dat ‘t allemaal wel goed zit.
Nu blijkt dat er nog extra, hier min of meer buiten staande, problemen zijn met WhatsApp lijkt men de eigen communicatie te relativeren. “Ik klets toch alleen maar wat”, “ik zeg niets bijzonders”, zijn steeds vaker gehoorde argumenten om aan te geven waarom mobiele applicaties als deze gewoon gebruikt kunnen worden.
Het is uiteraard aan iedereen afzonderlijk om te beslissen of men wel of niet iets wil gebruiken. Vreemder is het dat we deze beslissing nergens op kunnen baseren. Een keurmerk voor veilige communicatie, geüpdate per jaar, ligt voor de hand maar stuit op allerhande problemen. Daarom grijpen we terug op een van de bekendste sociaal-psychologische fenomenen. We vergoelijken het achteraf wel een keer met argumenten als: “Alles wat ik zei kan door iedereen gelezen worden? Ach, ik zeg toch nooit echt iets dat beter geheim kan blijven.”
Het angstzweet op de hoofden van sommigen als je je hardop afvraagt wat er zou gebeuren als op Twitter alle direct messages openbaar zouden zijn, doet toch vermoeden dat we niet altijd “maar wat onzin kletsen” wanneer communicatie privé lijkt. Maar misschien zeggen we daarvan achteraf ook wel een keer dat het toch niets uitmaakt.
Gyurka Jansen is wekelijks over internet te horen op Radio 1 en geeft training en advies over nieuwe media en marktonderzoek.