Een roman gebaseerd op een waargebeurd verhaal, vaak is het een waagstuk. Maar Annelies Beck blijkt te beschikken over de juiste weeftechniek om de verschillende situaties met elkaar te verbinden en de werkelijkheid tot leven te brengen. Daar liggen bovendien een paar doordachte keuzes aan ten grondslag.
In de eerste plaats is er een goed gekozen perspectief dat vrijwel geheel bij de hoofdpersoon Marie Claes ligt, met mooie overgangen naar een verteller of naar meningen en uitspraken van anderen.
‘De opwinding deed Marie’s huid tintelen, maar in haar mond kreeg ze een bittere smaak. Haar vriendinnen zouden in juli en augustus dus zonder haar door de duinen zwerven. Ze zou er niet bij zijn als er tijdens logeerpartijen geheimen werden uitgewisseld, lang na bedtijd.
“En Charles?”
Nee, die bleef, dat snapte ze toch?‘
Daarnaast heeft Beck ervoor gekozen om ook fictieve personages en situaties op te voeren, waardoor zij voldoende kwijt kan van de sfeer en de tijdgeest om de interesse en de betrokkenheid van de lezer te wekken.
‘Een gemeenschap in ballingschap, elk met minstens één verhaal over een gebroken hart, angst, vedriet en verlies, zoekt elkaar op en leeft zich om de zoveel tijd uit in een groot feest. Schaamteloos, schuldeloos, zonder scrupules. Alsof de groep in stilte een pact sluit: we gunnen elkaar een avond respijt, even vrijaf van wachten op het einde van de oorlog…‘
De verhuizing van Marie Claes die in den zomer van 1914 op vijftienjarige leeftijd vanuit België met haar ouders naar Glasgow vertrekt, wordt door haar ouders voorgesteld als een leuke lange zomervakantie. Daarmee ligt onmiddellijk op tafel wat het probleem is: een meisje van dit milieu mag in 1914 niets akeligs horen, ook niet als dat de waarheid is. En omdat Marie op deze manier is opgevoed, duurt het erg lang voor zij inziet dat dit wel eens de langste ‘vakantie’ van haar leven zou kunnen worden. Zij gaat niet meer naar school, zij mag zelfs amper de deur uit en nooit alleen. Naar de toenemende problemen van haar ouders, naar de politieke en financiële implicaties van hun verblijf blijft zij machteloos raden.
Zelfs als haar bewonderde en geliefde broer Charles in het leger gaat en omkomt, dringt de verbijsterende waarheid maar amper tot Marie door. Veel te laat ontdekt zij dat zelfs haar broer de kant van haar ouders heeft gekozen en haar onwetend heeft gehouden over wat er gaande is. Dat maakt haar eenzamer maar ook sterker. Annelies Beck zet Marie’s naïviteit en machteloosheid prachtig neer evenals de goedbedoelde maar verstikkende bescherming van de moeizaam verworven schamele tweekamerwoning.
‘Maries vader had de tirade met opeengeklemde kaken aangehoord.
“Pap, wat bedoelt hij? Gaan ze ons geld afpakken?’
Ze had het niet moeten doen, niet daar, niet op dat moment, maar het was eruit voor ze het wist. Haar vader zag zo bleek en haar moeder ontweek haar blik. Ze wlde weten wat er was, maar ze had beter moeten weten.’
Maar er is een lichtpuntje. Alles is in Glasgow zo anders dan thuis dat juist hierdoor Marie de vrijheid kan pakken waar ze naar hunkert. Ze ontdekt de vrouwenbeweging waar gevochten wordt voor huurbescherming voor achtergebleven vrouwen en weduwen van de soldaten, ze leert de onderhuidse kronkels in de groeiende Belgische gemeenschap kennen en krijgt langzaam zicht op de houding van de Schotse bevolking die niet altijd even gastvrij is.
Uiterst traag dringt dan tot haar door hoezeer haar vader bekwaam gemanipuleerd wordt, ogenschijnlijk omwille van de goede zaak, het welzijn van de Belgische vluchtelingen, maar in werkelijkheid omwille van het belang, het geld en de positie van de paar heren die de dienst uitmaken in de stad en in de vluchtelingengemeenschap.
‘De Belgen in Glasgow zijn business. En waar business is, is geld. Londen heeft geld, zelfs onze eigen regering heeft geld. Je moet alleen weten hoe je eraan moet komen.‘
Het is de lezer eerder dan Marie of haar ouders duidelijk hoezeer hier bedrogen en gekonkeld wordt. Het verschil tussen dat wat Marie weet en dat wat voor de lezer allang tussen de regels hangt, geeft het boek een mooie spanning. Daardoor lees je dóór ook al vraagt het tempo waarin een en ander tot een hoogtepunt leidt soms nogal veel.
Mooi is, hoe Marie steeds resoluter haar eigen weg kiest. Haar eerste verliefdheid, op August (die zoals naderhand blijkt een van de voorouders is van Annelies Beck) en haar contact met de journalist William door wiens ogen wij soms ook kijken, brengen Marie uiteindelijk op de weg naar volwassenheid en verantwoordelijkheid. Dat is allemaal goed neergezet en vooral uitstekend geloofwaardig gemaakt.
‘Het was een kwestie van het gelijk aan je kant weten en standvastig zijn.Twee dagen lang voelde ze zich ongenaakbaar, sterker en veranwoordelijker dan haar twee ouders bij elkaar.’
Uiteindelijk stelt Marie dan een daad. Ze schrijft een brief naar de Belgische koning waarin ze recht vraagt voor de Belgische vluchtelinge Hortense en haar echtgenoot die tot op het bot zijn afgezet en bedrogen, zowel door het georganiseerde comité voor de vluchtelingen als door een landgenote die model staat voor het onderlinge wantrouwen en de mentaliteit van ‘ieder voor zich’.
Maries brief komt op hoog niveau terecht en de machthebbers in haar omgeving voelen zich bedreigd. Beck heeft goed toegewerkt naar dit historische feit, dat Marie’s vader uiteindelijk zijn baan en zijn huis kost.
‘”Ga even zitten, Marie.”
Het was alsof alle lucht uit de keuken was getrokken. Hij zei het zoals het was: ze moesten weg. Aan het einde van de week liep de huurperiode af en dan moesten ze een ander onderkomen hebben.
[…]
“Wat is er gebeurd?”
“Alsof je dat niet weet.”
“De brief?” Ze durfde zijn bevestiging niet af te wachten.’
In een epiloog schetst Annelies Beck hoe het met haar personages afloopt, een prettige manier om het verhaal los te kunnen laten. Mijn onbehagen over het tempo is dan allang verdwenen.
Uitgever: | De Geus |
Pagina’s: | 347 |
Prijs: | 19.90 |
ISBN: | 978-90-445-1728-6 |
Jaar: | 2011 |