Otto heet de hoofdpersoon van de roman, en dat zullen we weten ook.
Ik citeer een willekeurige pagina (18) (overigens, op elke pagina van het boek wordt de hoofdpersoon zeer nadrukkelijk in beeld gebracht, zo onsympathiek en afstotelijk mogelijk. Als kind al stelen, brandstichten etc.) De schrijver put zich uit om bladzijde na bladzijde allerlei smerige, vunzige gemene, hatelijke etc. dingen bij de hoofdfiguur te laten opkomen, uitspreken, in praktijk te brengen en anderen het leven op deze manierzuur te maken..
Terug naar dat we het zullen weten ook, over de hoofdpersoon:
Citaat:
Otto Oonk geobserveerd. Hij wist dat hij bestond.
Otto kijkt over de rand van het balcon (etc.).
Otto overweegt tevens planten in huis te nemen(etc.).
Van zijn hond Woef was Otto zo verdrietig geweest(etc.).
Otto was stapelgek op Woef(etc.).
Otto’s toga is broodnodig zwart(etc.).
Was ie onderweg naar Otto(etc.).
(…) onderweg naar Otto, om een koppie te geven.
Het heeft lang geduurd eer Otto de dood van Woef te boven was gekomen.
Belangeloos zorgen voor een dier ziet Otto als oefening in menselijkheid.
Otto kan er dagen over dromen(etc.).
Het boek stikt van deze blokjes proza.
Het wordt er bij de lezer in gehamerd. Die Otto is kennelijk ontzettend belangrijk en daarom wordt die naam steeds genoemd, dat wordt behoorlijk irritant bij het lezen.
Ho ho ho, werpt u tegen, die Homerus kon er ook wat van, in de Odyssee bijvoorbeeld, hoe vaak worden namen daarin niet genoemd. Het verschil is dat Homerus niet irriteert.
Oké, een idiote vergelijking, tenslotte lees je de Odyssee voor je lol en de kunst, de metaforen, de schoonheid, de avonturen en de goden – Zeus zegt toch dat de mensen allerlei stommiteiten aan zichzelf te wijten hebben, maar de goden het kwalijk nemen -…
Juist, mensen hebben de neiging zich slachtoffer te voelen, zo ook Otto, het is de schuld van zijn moeder, zijn zuster, zijn vader, zijn vriendin, de politie, van de koffiejuffrouw, van collega’s, maar vooral van DE VROUW (hoofdletters van mijzelf), en dat wordt in kwetsende, vernederende vrouwenhaattaal weergegeven; ik voelde me gegeneerd.
Waar gaat dit boek over? Volgens de flaptekst is hij advocaat van middelbare leeftijd, ‘maar sociaal is hij minder bedreven’. Eh…een advocaat heeft toch een sociaal beroep? Nee, als hij wetgevend jurist is; ja, indien hij een strafpleiter is. Dat laatste geldt voor de hoofdpersoon van dit boek.
Dat ‘minder sociaal bedreven’ is een understatement, je zou kunnen zeggen dat de hoofdpersoon ronduit a-sociaal genoemd kan worden.
Verder zegt de flaptekst: ‘Hij hunkert naar liefde, al weet hij niet wat houden van is.’
Pardon? Hoe zal je hunkeren (alleen al dat woord) naar iets, terwijl je niet weet wat het is? Dat sluit elkaar uit. Enfin, flapteksten worden vaak door de auteur zelf geschreven. Flapteksten moetenpleasen.
De flaptekst heeft het over zijn drugsgebruik en zijn escapades met vrouwen. Ook is er sprake van een dochter die opduikt en ja hoor, seksbeest als hij is… (het gaat over haar manier van praten)
‘gedragen door een open stem, ontsproten aan lippen die kussend je hele lichaam in vuur en vlam zetten. En wat een schitterende bek met tanden.Otto, hou je schuinse observaties en gedachten die op zijn zachts gezegd ongepast zijn voor zulk een moment nog even achterwege.‘
Citaat:
‘Ik begeef het bijkans, mijn lul wordt zo stijf als ie maar worden kan, gelijk een winterwortel….mijn onderbroek wordt loodzwaar… ik verander in een druipkaars ter plekke.’ (cursief van de schrijver)
Poep is ook zo’n onderwerp in het boek, anaal gefixeerd heet dat geloof ik. Hier een scène met een vrouw, tijdens het liefdesspel:‘graait Gusta hem tussen de spleet van zijn billen.’
Zijn reactie:
‘Godbetert : klontjes poep verkleefd met de haren in zijn bilspleet.
Reetrozijnen geheten.
Gelukkig dat hij er ook om schateren kan.
Gelukkig maar.
Ze komen niet meer bij.
Dit zal hem niet nog een keer overkomen.
Aan zijn lijf van polonaise van stront.
Dit is pag 117.
Over poep in alle toonaarden is veel en vaak te lezen, te veel en te vaak. De schrijver kan er maar niet genoeg van krijgen. Jan Cremer, die had toch ook iets met poep.
Nog een keer poep? Vooruit dan maar.
De hoofdpersoon zit op de kleuterschool bij de Zusters van Barmhartigheid. Otto heeft in zijn broek gepoept. Hij wordt door de zusters een half uur lang opgesloten in de muizenkast, daarna voorstraf voor de klas gezet.
Citaat:
‘De hele klas kon Otto’s onderbroek vol stront bewonderen, daarna kreeg hij een schone maar veel te grote onderbroek aan die onder zijn gewone korte broek uitstak.De onderbroek met stront hebben de Zusters van Barmhartigheidin een papieren zak gestopt.’
Onderweg naar huis komt hij de buurvrouw tegen, ze ziet zijn grote onderbroek, vraagt in de zak te mogen kijken. Ze begint te lachen. Citaat:
‘Vanaf die dag had buurvrouw het bij Otto verpest, kutwijf met d’r opgeblazen hangtieten en een hals zo dik als een olifantspoot.’
Een kind van vier kan onmogelijk op deze manier over vrouwen denken. De nonnen moeten het dus ook ontgelden in het kader van vrouwenhaat.
En verder geloof ik er geen woord van, je kunt veel zeggen van de RK kerk en haar dienaren/dienaressen, maar deze vernedering zullen ze een kind niet aandoen.
Aha, nog een citaat:
‘Eigenlijk heeft hij helemaal tabak van haar platte billen en van die stopverflucht uit haar bek, maar ja ze neukt zo lekker.’
Echter een paar bladzijden later, pag. 130, spreekt de schrijver/hoofdpersoon zichzelf tegen als het gaat over dezelfde vrouw.
Citaat:
‘Eigenlijk is seks met Gusta nooit van je dattum geweest, best lekker enzo, maar niet wat je noemt ultiem.’
De hoofdpersoon spreekt zichzelf regelmatig tegen. Dat kan, maar dan moet de auteur zoiets aangeven. De wet is: leidt de lezer door het boek.
Uitwerpselen, nog een keer een onderbroek vol. Maar niet dezelfde als op de kleuterschool: Die (de korporaal) is Otto’s onderbroek vol stront lang nog niet vergeten…etc.
Tevens is anaal geslachtsverkeer een troef van de hoofdpersoon.
Bij poep hoort plas, dat is ook aan de orde, bij hem en anderen, maar citaten bespaar ik u.
De schrijver is verslingerd aan zogenaamde Jip en Janneke-stijl, onder schrijvers lijkt het een epidemie te worden. Steeds terugkerend die stukken, kleine, korte zinnetjes, onder elkaar gezet. Ik snakte bij wijlen naar mooie lange volzinnen. Die zijner wel, zonder kop en staart zelfs, eindeloze gedachtestromen als meanderende rivieren.
De auteur is een acteur, dat verklaart veel. Een acteur moet luid en duidelijk spreken, en goed benadrukken, een acteur houdt ook monologen. Dit boek is een soort van monoloog.
Dat geeft niet, als het slechts vijftien pagina’s zou bevatten.
Wat beoogt de auteur met dit boek? Dat ik me verdiep in het leven van de hoofdpersoon? Deze Otto boeit me niet, evenmin neem ik hem ernstig, drank, drugs, maniakaal, alles bij elkaar geveegd, ik kan er niet aan ontsnappen, als lezer word ik bedolven onder Otto.
Er is geen groei, geen echte introspectie, ik kan me niet hechten aan hem, ik kan me niet spiegelen, ik voel geen compassie, ik neem die Otto geen moment serieus, ik voel slechts ongeloof, ongemak en weerzin.
De auteur maakt tevens een beginnersfout, hij haalt vorm en inhoud door elkaar.
Of moet ik zeggen, dat was zijn bedoeling, hij houdt het vol om zijn hoofdpersoon het hele boek door als een soort psychopaat neer te zetten.
En eigenlijk alle figuren worden neergezet als een soort gestoorden, in feite neem ik niemand in het boek serieus. Of heeft de auteur dat evenmin gedaan, en werd het daarom zo afstandelijk.
Is er een lichtpuntje? Ja, op de Nederlandse taal kan ik niet afdingen.
Voegt deze roman iets toe, is er een conflict, een plot? Slaat de lezer het boek dicht en heeft hij een zogenaamde esthetische en ethische catharsis ondergaan? Nee.
Is het dan ten minste een vermakelijk boek, lichtvoetig, komisch? Integendeel, het is loodzwaar, de hoofdpersoon kickt op zich zelf tot in het extreme, geldt dat ook voor de auteur?
De lezer echter wordt niet serieus genomen, daar walst de auteur over heen.
In feite is het een saai boek, erg voorspelbaar, elke nieuw hoofdstuk, elke bladzijde, je weet precies hoe het zal aflopen.
Dit boek is ook nog eens over de top, is het dan misschien een parodie? Ik denk dat de auteur in dat geval zijn doel voorbij schiet met deze monomane hoofdpersoon, of beter gezegd zichzelf in de voet schiet.
Is het literatuur? Helaas is het antwoord ontkennend en ook enige authenticiteit kon ik niet ontdekken. Het is behalve een cliché, een kunstje dat wordt getoond, maar met kunstjes moet je op de bühne staan, en dit is een boek.
Uitgever: | Querido |
Pagina’s: | 262 |
Prijs: | 18.95 |
ISBN: | 978902143947 |
Jaar: | 2011 |