Eindelijk weer een echte Houellebecq. Eindelijk, want Mogelijkheid van een eiland is al weer zo’n zes jaar oud, en Publieke Vijanden was weliswaar inzichtelijk, maar geen roman. Het Nederlandse publiek heeft bovendien erg lang moeten wachten op de Nederlandse vertaling van Houellebecqs nieuwe werk. In Frankrijk verscheen de roman al in 2010 en won daar de prestigieuze Prix Goncourt. Maar een echte Houellebecq? De Fransman is subtieler en ogenschijnlijk milder geworden. De mores van een ‘encyclopedische’ roman.
Is de kaart ook het gebied? Nee. De semioticus Alfred Korzybski schreef in 1931 wat natuurlijk voor de hand ligt: de kaart is niet het gebied. De kaart is een abstractie van het gebied, en niet het gebied zelf. Niet irrelevant, al helemaal niet aangezien het hoofdpersonage van De kaart en het gebied, Jed Martin, kunstschilder en fotograaf is, die zijn succes onder meer te danken heeft aan het fotograferen van Michelin-kaarten.
Jed Martin brengt dan ook veel in kaart. Vooral alles wat te maken heeft met de wereld van de arbeid, of, in de terminologie van Houellebecq, ‘Het westerse productiesysteem’. Eerst ijzerwaren, arbeidsobjecten die hij zo neutraal en kil mogelijk in beeld wil brengen. Later, als kunstschilder, stort hij zich op een reeks ‘elementaire beroepen’, waarin hij figuren portretteert als Bill Gates, Steve Jobs maar ook minder roemrijken als prostituees en tabaksboeren. Helemaal aan de eind van zijn leven maakt hij experimentele korte films die vooral het verval beschrijven. Martin heeft een leven dat stukken minder tragisch is dan dat van veel andere personages van Houellebecq. Hij is rijk, zoals Daniel 1 uit Mogelijkheid van een eiland, maar niet depressief en zelfs niet eens verbitterd. Hij is evenmin gelukkig, maar ‘vredig en vreugdeloos. Voorgoed neutraal.’ Zijn carrière als kunstenaar kent nauwelijks tegenslagen en hij wordt enorm succesvol, waar hij evenwel weinig om lijkt te geven. Centraal in zijn leven staat de ontmoeting met Michel Houellebecq. Hij portretteert de schrijver en vraagt hem een catalogustekst te schrijven. Als Houellebecq later onthoofd en in reepjes gesneden wordt aangetroffen, draagt Martin bij aan de oplossing van de moordzaak.
In voorgaande romans wisselde Houellebecq essay en verhalend proza al regelmatig af. In deze roman doet hij dat nog fanatieker, met meer oog voor detail. De kaart en het gebied wordt daarom ook wel gezien als een ‘encyclopedische roman’. Mini-essays over toerisme – een favoriet onderwerp van de schrijver – worden afgewisseld met de bekende Houellebecqiaanse socio-biologie: de mens als zoogdier met meer lelijke dan mooie eigenschappen. Dit keer duikt de schrijver diep in de kunstwereld en de architectuur in het bijzonder. Meer dan ooit lijkt hij plezier te scheppen in het noemen van consumentengoederen en de ervaring er mee.Typisch Houellebecq dus, die in zijn roman verschillende stijlen aanboort en ze in elkaar laat overlopen. Maar wat is het doel hiervan? Het in kaart brengen van het gebied?
Jed Martin en schrijver/personage Houellebecq zijn verwant in hun streven. Houellebecq wordt uiteindelijk zelf een kaart. De manier waarop zijn resten verspreid worden gevonden, doen de politiechef Jasselin denken aan een kaart. Hij laat veel foto’s nemen van het tafereel, van bovenaf. Martin vergelijkt het corpus delicti met een werk van Pollock. Het draait in de roman vooral om de vraag wat de kunst, en niet alleen de grafische kunst, vermag en hoe de mens zich tot het gebied verhoudt. Martin kiest voor een afstandelijke benadering. Hij is nooit echt deelnemer aan het leven, maar toeschouwer. Vandaar ook dat hij geluk noch ongeluk kent; hij loopt geen enkel risico. De rechercheur Jasselin echter, is een deelnemer, en vreemd genoeg Houellebecqs eerste gelukkige personage. Apart, want hij staat met zijn voeten in de modder van moord en doodslag. Hij besluit zelfs om in Sri Lanka Asubha te bedrijven: meditatie op het karkas.
Houellebecq weet in in deze roman vorm en inhoud op een sublieme wijze te verenigen. Niet alleen is de encyclopedische roman zelf een voorbeeld van een kaart, tegelijkertijd wordt erover gereflecteerd. Als Jed Martin voor de laatste keer wordt geïnterviewd, zegt hij over de betekenis van zijn werk: ‘Ik wil verslag doen van de wereld.’ De verteller echter, omschrijft dit als ‘seniel geklets.’ En uiteraard: de kaart is niet het gebied, en het subject is nooit in staat het object volledig te kennen, dus ‘verslag doen’ wat een zekere objectiviteit impliceert, is onmogelijk. Het gebied is niet alleen onkenbaar, we zijn ook volledig overgeleverd aan de grillen van ervan, zoals het voorkomen van kanker en moord, de onvoorspelbaarheid van de economie en de waarde van kunstwerken. Deze filosofische toonzetting maakt dat de roman moet inboeten aan verhalende kracht. De kaart en het gebied wordt dan ook nooit aangrijpend, zoals bijvoorbeeld Elementaire deeltjes. Toch heeft Houellebecq een uniek en grimmig meesterwerkje afgeleverd. Niet zo toegankelijk, wel fascinerend. En daarmee is de vraag beantwoord: ja, De kaart en het gebied is eindelijk weer een echte Houellebec.
De kaart en het gebied werd uit het Frans naar het Nederland vertaald door Martin de Haan.