Arjen Mulder schreef in 2005 ‘het krankzinnigste boek van het jaar’ (Vrij Nederland overDe vrouw voor wie Cesare Pavese zelfmoord pleegde). Daarvoor werd de auteur genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Dat zal naar mijn mening niet gebeuren metDe derde jongen, het romandebuut van deze geroutineerde schrijver. ‘Krankzinnig’ zou ook hier een mogelijke karakteristiek kunnen zijn, ware het niet dat ik zelf af en toe gek werd van de vele personages die een rol krijgen toebedeeld in dit debuut en daarnaast vaak ook nog beschikken over een pseudoniem. Het merendeel sterft voordat hij of zij (op papier) tot leven is gewekt.
Ik moest tijdens het lezen vaak denken aan het prachtige boek van Peter Buwalda(Bonita Avenue), volgens mij veruit het mooiste dat 2010 Nederland literair te bieden had. Een pil van jewelste, waarin je de aanwezigheid van zijn hoofdpersonen soms op griezelige wijze kon voelen. HadDe derde jongen niet twee of drie keer zoveel bladzijden moeten bevatten? Dat heb ik mij vaak afgevraagd. In zijn verantwoording schrijft Mulder: ‘Het leven van Frans Jung volgde zoveel lijnen tegelijk dat geen van de biografen erin is geslaagd ze te ontrafelen en te verbinden tot een samenhangend verhaal.’ Jung heet Franz Laschke of Franz Müll. Hij is zo ongeveer alles geweest: schrijver, revolutionair, spion, overlevingskunstenaar en vooral vader. Een mislukte vader die geheel onverwacht de kans krijgt zijn leven te beteren.
Arnoud, die zo leren wij gaandeweg beschikt over een enorm lid, poept aanvankelijk nog in zijn broek op geslachtsrijpe leeftijd. Hij kwijlde ‘en zijn motoriek was zwieperig’. Maar een eenvoudige schommel brengt hem op wonderbaarlijke wijze tot rust. En aan vrouwelijke belangstelling ontbreekt het niet, ondanks de aanvankelijke poeplucht. Het komt goed met Arnoud die een keer per ongeluk Arnold heet en dankzij de voormalige danseres Clara als zoenoffer voor het mislukte vaderschap in de schoot wordt geworpen. Albrecht Krauser, een personage dat rijdt op ‘een ivoorkleurige motorfiets met roodleren duozit’, komt de slechte vader (die zelf kind is gebleven) vertellen dat het goed gaat met zijn zoon Peter uit een eerder huwelijk. ‘Ze hebben geen idee waar je uithangt.’
De voormalige danseres Clara heet eigenlijk Fanny Schickele en heeft zich vernoemd naar haar lievelingseiland Rügen. Ze is ook revolutionair en zou ooit ontsnapt zijn uit Spandau, de gevangenis, dankzij haar man ‘de matroos’. Die heeft een muur opgeblazen. De schilder Paul Stein heeft haar dansend vereeuwigd. Hij komt kijken naar haar graf (‘Nie wieder’ luidt het opschrift) en waagt zich aan een versnapering in de ijstent die Müll (of Laschke) met zijn stiefzoon heeft geopend aan het strand.
In het Italiaanse kustplaatsje gebeuren onwaarschijnlijke dingen in een razend tempo. Arnoud, de jongen met het enorme lid, blijkt ook nog te kunnen leren. De slechteriken krijgen hun verdiende loon. En de hoofdpersoon blijkt warempel in staat model te staan voor ‘de nieuwe mens’. Hij weerstaat de verleiding om gebruik te maken van documenten die hem en zijn nieuwverworven zoon schatrijk zouden kunnen maken. De laatste bewijzen vertrouwt hij toe aan de zee op weg naar een nieuwe toekomst in het land van de onbegrensde mogelijkheden, Amerika.‘Kom jongen, laten we eens kijken of er op dit schip ook koffie wordt gedronken.’
Uitgever: | Arbeiderspers |
Pagina’s: | 224 |
Prijs: | 19.95 |
ISBN: | 9789029573047 |
Jaar: | 2011 |