ThePostOnline

Het vervelendste jongetje van de klas

23-06-2011 12:00

Hoe een klein land groot kan zijn? Door dwars te liggen. Als een ware Nederlandse David deed minister Jan Kees de Jager (CDA, Financiën) afgelopen week zijn uiterste best om de Europese Goliath op de knieën te krijgen. Zijn slinger was de eis dat banken en pensioenfondsen mee moeten betalen aan het reddingsplan van Griekenland en door het vervelendste jongetje van de klas te zijn kreeg hij in grote mate zijn zin. Dwarsliggen kan een effectieve strategie zijn, maar het is te hopen voor Nederland en Europ dat Nederland niet dwars ligt als straks de onvermijdelijke conclusie getrokken wordt, dat dergelijke crises alleen voorkomen kunnen worden door een machtiger Europa.

Bankencrisis
Toen in 2008 de banken en verzekeraars wereldwijd getroffen werden door een ongekende financiële crisis, ontstond snel het besef dat sommige bedrijven te groot en belangrijk waren om ze failliet te laten gaan, ’too big to fail’. De gevolgen voor de hele samenleving van een faillissement van bijvoorbeeld ABN-Amro of ING zouden dermate groot zijn, dat het voor de overheid gerechtvaardigd was om belastinggeld te steken in de redding van deze bedrijven. Hetzelfde gold bijvoorbeeld voor General Motors in Amerika. Niemand vond het leuk dat dit moest gebeuren, maar het was niet anders.

De reden waarom die reddingsplannen in grote mate werkten, waarom General Motors inmiddels weer succesvol is en de meeste banken voorlopen in het afbetalen van hun leningen, is omdat het geld van overheden ook met consequenties kwam. Overheden wereldwijd eisten inspraak in wat de bedrijven deden om er weer bovenop te komen. Sommige bedrijven, zoals ABN-Amro en General Motors, werden genationaliseerd, anderen kregen leningen met als eis dat de overheid inspraak kreeg in beleid. Overheden konden er dus op toezien dat het geld niet in een bodemloze put belandde en eisten onder andere dat bonussen en salarissen werden terug geschroefd en dat geïnvesteerd werd in die zaken die een bedrijf weer gezond zouden krijgen.

Griekenland
Bij Griekenland hebben we eigenlijk dezelfde conclusie getrokken, het land is ‘too big to fail’. Onze banken, verzekeraars en pensioenfondsen hebben zoveel geld geleend aan Griekenland dat het failliet van het land ons en de rest van Europa miljarden zou kosten. Daarnaast zou de Euro een stevige klap krijgen als de economie van één van de Eurolanden zou instorten. Deze beweringen worden door sommigen weersproken, maar feit is dat we al besloten hebben om Griekenland te helpen toen we de eerste keer akkoord gingen met een reddingsplan. Verdere steun nu moet ook die eerste miljarden redden waardoor we het ’point of no return’ al voorbij zijn.

Een reddingsplan zoals het er nu ligt voor Griekenland kent echter één groot probleem en daarin één groot verschil met de redding van bedrijven: er is nauwelijks inspraak. Het geld dat Griekenland nu van de EU en het IMF leent, zit maar aan minimale eisen verbonden. Niemand kan eisen dat Griekenland haar pensioenleeftijd verhoogt, dat ambtenaren geen 14 maanden uitbetaald mogen krijgen, dat politici het ook even met minder salaris moeten doen. Niemand kan, met andere woorden, eisen dat het geld echt goed besteed wordt. Bovendien is er geen enkele garantie dat het niet weer meteen fout gaat als Griekenland er straks toch bovenop is gekomen.

Verenigde Staten van Europa
Inspraak is de vereiste voor solidariteit. De samenleving draagt belasting af in de wetenschap dat ze ook kan beïnvloeden hoe dat geld besteed wordt. “No taxation without representation” spraken de Amerikanen ooit en daarin moet Europa na deze crisis een stap gaan zetten. De landen in Europa hebben een sterke onderlinge afhankelijkheid. Wat er in Griekenland, Polen en België gebeurt is direct van invloed op ons in Nederland, en vice versa. Als wij besluiten de Hedwigepolder niet onder te laten lopen merken onze buurlanden direct de consequenties daarvan.

Daarin ligt het bestaansrecht van de Europese Unie, maar deze crisis bewijst dat we de periode van vrijblijvendheid voorbij zijn. Zoals Gelderland en Overijssel niet eigenhandig kunnen besluiten om wetten te maken en beleid te voeren waar de overige tien provincies schade van ondervinden, zou dat ik Europa ook niet zo mogen zijn. Hechtere samenwerking en vooral bindende besluiten zonder veto’s is de enige manier om het beleid in Europa te stroomlijnen en toekomstige crises te voorkomen. De Verenigde Staten van Europa moeten serieus op de agenda komen te staan, alleen is de kans groot dat juist Nederland dan weer het vervelendste jongetje van de klas wil zijn.

Op Kruisvuur van Sp!ts ging Adriaan Andringa eerder vandaag in debat over hetzelfde onderwerp.