De crisis lijkt haast voorbij, maar de woningcorporaties kreunen en knoteren nog. Het beetje extra om wijken leefbaar te houden komt in het gedrang, zeggen ze. De meeste kranten schrijven zoiets braaf op. Radio- en tv-redacties knippen het uit en iedereen heeft weer zijn onderwerp. Wat echter direct opvalt in dit doemverhaal is dat de huurders erin ontbreken. Het lijkt een vergissing, maar is het niet eerder een hardnekkige gewoonte? Woningcorporaties hebben toch vanouds een dubbelzinnige relatie met hun klanten en de woningcorporatie lijkt niet vreemd.
Onmisbare vrijwilliger
De wet verplicht woningcorporaties om de belangenbehartiging van huurders mogelijk te maken, maar in de praktijk regelen de woningcorporaties zich die belangenbehartiging zelf, naar eigen wens. En zo regisseert men het georganiseerd huurdersbelang van A tot Z. Een bij huurders amper bekende huurdersbelangenvereniging ‘krijgt’ een eigen kantoor van de woningstichting.
Die huurdersbelangenbehartiger met eigen kantoor (status) wordt vooral bij beleidszaken betrokken die de woningcorporatie van belang acht. Daarvoor in de plaats helpt ze deze ‘onmisbare vrijwilliger’ ook bij het automatisch innen van de contributie. Tja, bij zo’n praktijk ligt geringschatting van huurdersbelang voor de hand, in elk geval voortdurend op de loer.
Miljardenbezit
Toch zijn het gewone huurders die het meeste belang hebben bij betaalbare woningen in een leefbare omgeving. Het zijn ook die huurders die ervaring en kennis uit eerste hand hebben over het praktische functioneren van woningcorporaties. Het spreekt uiteraard niet van zelf dat huurders het rekenwerk van corporaties en toezichthouders zo maar kunnen overzien en doorzien. Toch zal de kennis en ervaring die men wél bezit kan een andere kijk geven op zo’n crisisverhaal.
Het kan ook gaan om een financiële toestand die rechtstreeks op conto van het eigen beleid geschreven moet worden. Dat laatste zou absoluut niet vreemd zijn. Sinds de zogenaamde privatisering van woningcorporaties in de jaren negentig is hun bedrijfsvoering op spectaculaire en turbulente wijze veranderd. Woningcorporaties zijn zich gaan gedragen als de ‘gewone’ projectontwikkelaar en/of onroerend goedmakelaar. De salarisopbouw in de top van hun organisaties werd als eerste aangepast aan de ‘nieuwe eisen’. Hun miljardenbezit werd een machtsfactor. Men ging om de verdiencapaciteit actief (actiever) aan de slag op de nieuwbouwkoopmarkt en ook het hogere huursegment werd een doel op zich. Hun plicht te zorgen voor een volwaardig en betaalbaar aanbod aan sociale huurwoningen is intern onderhand een onderwerp van meewarigheid en cynisme. Naar buiten wordt deze plicht met de mond beleden, maar afgezet tegen de praktijk is dat krampachtig en soms haast lachwekkend. Niet leuk, wel logisch.
Fiets
Iedereen kan met eigen ogen zien dat woningcorporaties niet bezig zijn met bouwen aan de toekomst van sociale woningbouw. Wil je dat zien en controleren? Neem daarvoor de fiets en ga, bijvoorbeeld, kijken wat er aan nieuwbouw verrijst op de plekken waar oude sociale woningbouw werd afgebroken. Of fiets door oude buurten en bekijk er de staat van onderhoud. Vergeet ook niet de kakelverse nieuwbouwwijk waar je de oude vertrouwde ‘woningvereniging’ niet als florissante koopwoningbouwer zou verwachten. Bekijk anders ook eens de mentale allure van hun centrale huisvesting in den lande. De uitstraling die men daar componeert heeft weinig te maken met noest en bescheiden werk maken van huisvesting voor mensen met lage inkomens. Maar ja, heb je zelf wel een fiets?
Ger Bertholet uit Sittard is schrijver en theatermaker.
CC foto: Ronrad