Stelregel nummer één binnen de Europese politiek is dat politici hun nationale belangen thuis laten wanneer zij naar Brussel afreizen. Dat hiermee de hand wordt gelicht, zal zelfs geen eurofiel verbazen. De kampioenen van het met voeten treden van deze regel zetelen in Parijs. Dat was al zo sinds het prille begin van de Europese samenwerking. Het officiële verhaal luidt dat de Europese samenwerking vooral diende om een herhaling van de Tweede Wereldoorlog te voorkomen. Bovendien zou Europa aan economische kracht winnen na de vernietigingen van deze oorlog op het continent. Een prachtig verhaal natuurlijk, maar reken maar dat achter dit gelikte verkooppraatje ook een flinke portie eigenbelang schuilging.
Parijs 1944. Na vier jaar Duitse overheersing, wappert de Franse driekleur weer trots aan de Champs Elysee. Het Franse leger bleek in 1940 geen partij voor Nazi-Duitsland en het is dankzij Amerikaanse, Canadeze en Engelse troepen dat de Fransen bevrijd worden. Een teken aan de wand, maar desondanks hield de trotse Charles de Gaulle, leider van de Vrije Fransen tijdens de Duitse bezetting en de eerste naoorlogse regeringsleider, vast aan de wens dat Frankrijk ook na WOII een mondiale macht bleef. Dit betekende onder meer dat Parijs een permanente zetel in de VN-veiligheidsraad moest krijgen en een eigen bezettingszone in het door de geallieerden bezette Duitsland en Oostenrijk.
Vierde Republiek
Beide eisen werden ingewilligd, maar dit kon niet verhullen dat Frankrijk een wereldmacht in verval was. De Vierde Republiek kampte aan de lopende band met regeringscrises. Verder werd het Franse koloniale imperium in rap tempo ontmanteld, ook bepaald geen teken van weelde. De dekolonisatie van Noord-Afrika met als dieptepunt de onafhankelijkstrijd in Algerije bleek de druppel. De politiek impotente Vierde Republiek werd opgedoekt en vervangen door een presidentieel bewind onder leiding van De Gaulle. Diens boodschap was duidelijk: om haar invloed te behouden moest Frankrijk nieuwe wegen inslaan en was zij afhankelijk van de steun van anderen. Haar toekomst en glorie lagen echter niet in overzeese gebieden, maar op het Europese continent.
Uiteraard waren de sluwe Fransen kien genoeg om geen bondgenoten te kiezen die sterker waren dan zijzelf. De NAVO met de Verenigde Staten aan het roer viel dus meteen al af. Europa bleek een aantrekkelijk alternatief: Het Verenigd Koninkrijk had haar blik als vanouds op de Atlantische Oceaan gericht en West-Duitsland lag nog in de touwen bij te komen van de WOII. Wegens gebrek aan concurrentie had Frankrijk dus het leiderschap voor het oprapen.
Kolen en Staal
De Koude Oorlog kwam hierin handig van pas. Terwijl het IJzeren Gordijn dwars door Europa werd uitgerold en het machtsvertoon van de Sovjetunie afschrikwekkende vormen begon aan te nemen, besloten de Verenigde Staten dat arm West-Duitsland onaanvaardbare risico’s zou oploeveren. Immers een kwetsbaar Duitsland zou een dankbare prooi vormen voor Moskou. Het land moest zijn economische macht terugwinnen en ook militair gezien weer zijn mannetje kunnen staan. Een voornemen dat de Fransen schrik aanjoeg gezien de verse herinneringen aan marcherende Duitse legerlaarzen door de straten van Parijs.
Als strategie kozen de Fransen uiteindelijk voor de vlucht naar voren. Een geniale zet, weten we nu. Op basis van een door Jean Monnet ontworpen plan werd West-Duitsland het aanbod gedaan om de Franse en Duitse kolen- en staalindustrie onder een gezamenlijke autoriteit te plaatsen. Dit genereuze aanbod leidde tot wat als het begin van de Europese samenwerking wordt gezien: de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1952. Naast de economische doelstelling van het verdrag, werd hiermee ook de Frans-Duitse verzoening bezegeld.
Charles de Gaulle
Niet verbazingwekkend werd deze Europese samenwerking vooral ingegeven door Franse machtstreven. Als woordvoerder van Europa zou Frankrijk een vooraanstaande positie in de internationale politiek kunnen bekleden. Het mes sneed aan twee kanten: Als leading nation binnen Europa zou de rest van de wereld Frankrijk met ontzag tegemoet treden. Andere Europese landen zouden zich bovendien wel twee keer bedenken voordat ze op eigen houtje gingen handelen, aangezien Europees beleid de plaats had ingenomen van nationaal beleid.
Bij gebrek aan concurrentie, kon Frankrijk in de beginjaren van de Europese samenwerking dus onbedreigd de eerste viool spelen. Europese samenwerking was de Franse belangen gunstig gezind, wat het enthousiasme voor Europa in het land nog meer versterkte. Met de terugkeer van oud-generaal Charles de Gaulle werd er nog een schepje bovenop gedaan. De ijzervreter ijverde voor een krachtige politieke unie binnen Europa. Uiteraard zou ook hier weer Frankrijk als onvolprezen woordvoerder van de unie optreden.
Griekse nachtmerrie
Het ongebreideld najagen van de Franse belangen is anno 2011, ruim een halve eeuw later, nog steeds merkbaar en drijft andere Europese leiders regelmatig tot wanhoop. Scheidend Ierse Eurocommissaris Charles McGreevy beschuldigde bij zijn vertrek in 2009 de Franse president Sarkozy ervan dat hij de Europese Commissie als een instrument ziet voor de behartiging van Franse belangen en hiermee dus voorbijgaat aan het basisprincipe dat Europese politici hun nationale belangen thuislaten wanneer zij naar Brussel afreizen. “De Franse invloed is indrukwekkend. Mensen vergeten dat de Franse bureaucratie is ontworpen als een kopie van regering in Parijs. Dit heeft Frankrijk een enorme voorsprong gegeven in de kennis van wie er aan de touwtjes trekt. Als je nu naar de Commissie kijkt, dan zul je zien dat de Fransen meesters zijn in het benoemen van hun eigen mensen op de meest invloedrijke posities.”
De Griekse nachtmerrie heeft ons met de neus op de feiten gedrukt: De EU is er niet voor het gezamenlijk belang maar het individuele belang van de lidstaten. De desastreuze gevolgen lezen we dagelijks in de krant. Sprookjes bestaan niet, ook niet in Europa.