ThePostOnline

Vlucht van pluizen – Pepijn Lievens

13-07-2011 22:12

Pepijn Lievens begint het eerste hoofdstuk vanVlucht van pluizen met een meesterlijke eerste zin. Wat volgt is een indrukwekkend eerste hoofdstuk waarbij een verteller het relaas doet over de geboorte van het hoofdpersonage Eva Maria. Er wordt een bijzonder beeld van de moeder geschetst, maar met name de vader weet Lievens inderdaad als een wonderlijk personage neer te zetten.

Lievens schrijft vlot, in veelal korte zinnen is hij in staat om aparte personages te schetsen; ze zijn echt en komen geloofwaardig over. De zinnen lopen ritmisch en gaan vloeiend in elkaar over. Ze meanderen door het hoofd van de lezer en sleuren hem zo het verhaal in. De hoofdstukken van Solus, het andere hoofdpersonage, in het kluizenaarshok, zijn zelfs poëtisch en sensitief te noemen.

Na hoofdstuk 1 is het dus doorlezen geblazen, want de lezer is geboeid. Dat is knap voor een debutant.

In hoofdstuk 2 wordt echter gewisseld van perspectief, er is een ik-figuur (Solus) aan het woord die in een andere stijl dan in hoofdstuk 1 vertelt over zijn belevenissen in een weeshuis. Daar raakt hij bevriend met een jongen die door iedereen wordt gemeden: Albino, de albinoneger.

Pas op de helft van het boek, Eva Maria’s vader neemt Solus als secretaris aan, ontmoeten de twee hoofdpersonen elkaar. Deze ontmoeting, Solus gaat eten bij zijn baas, zijn vrouw en diens dochter, heeft een slapstickachtige sfeer.

 

‘De bel galmde door het huis. “O nee,” klonk het uit de keuken, “hij is te vroeg.”

“Hij is altijd te vroeg, dat krijg ik er niet uit.” Terwijl hij (vader) de krant op de salontafel legde en opstond uit zijn zetel, bromde hij in zichzelf: “Al bij al is hij een goede werknemer, ijverig en secuur, dat is het belangrijkste. Maar ik krijg het op mijn heupen van zijn eigenaardigheden, hij klikt voortdurend met zijn balpen en soms glimlacht hij minachtend. Waaraan ontleent hij zoveel eergevoel? Hij is tenslotte een wees.”

Lievens grossiert in eigenaardigheden en trouvailles, maar daarmee gaat de aandacht weg van het eigenlijke verhaal (volgens de achterflaptekst): de onmogelijke liefde tussen Solus en Eva Maria.

De relatie tussen deze twee kent weinig ontwikkeling, en voordat hij tot bloei is gekomen, loopt hij al teneinde. Dit euvel komt vaker in het boek voor. Meerdere relaties worden aangestipt (ouders Eva Maria, Eva Maria en Albino, Eva Maria en haar ouders), maar verder totaal niet uitgewerkt.

Ook het verhaal van de vroedvrouw die getuige is van de geboorte van Solus, en weet hoe hij wees is geworden, wordt kort aangestipt. Dat verhaal is zo ongeloofwaardig dat het moeilijk wordt om het relaas van Solus te blijven volgen.

pluizenNa het einde van de relatie tussen Solus en Eva Maria sluit Solus zich op in een donker en wankel huisje, samen met honderden witte vellen papier. Daar probeert hij te vatten wie Eva Maria werkelijk is, hij gaat verhalen over haar schrijven. Dan wordt duidelijk dat de hoofdstukken over Eva Maria door Solus zijn geschreven. Het hoofdpersonage is een schrijver die verhalen vertelt. Misschien is Eva Maria in zijn geheel ontsproten aan zijn fantasie?

Dat geeft de schrijver de mogelijkheid om zich over te geven aan zijn verbeelding en Eva Maria een wereldreis te laten maken, waarbij ze allerlei verschillende landen aandoet. De vraag is waarom zij zo nodig de hele wereld over moet reizen.

Wie is eigenlijk het hoofdpersonage van deze roman en waar streeft hij of zij naar? Stopt de relatie tussen schrijver en hoofdpersonage zo abrupt omdat de schrijver teveel bezig is met zichzelf en zijn eigen verhalen? Na het dichtslaan van deze roman mag de lezer daar nog lang over nadenken.

 

Kenmerkende citaten:

 

‘Over zichzelf sprak hij in de derde persoon enkelvoud: “Geloof je vader maar. Hij heeft een lange levensweg afgelegd. Van klerk tot zaakvoerder van zijn eigen succesvol verzekeringskantoor. Hoe is je vader zo ver kunnen komen, denk je? Door te knikken. Onderweg heeft hij geleerd dat ja de kortste weg is. Wees instemmend, inschikkelijk, positief. Denk er desnoods het jouwe van maar zeg altijd ja. Stel je onderdanig op, met tegenkanting kom je nergens.”‘

‘Het raam klapperde open en glas sprong er in scherven uit. Door het openstaande raam en door de voordeur vloog een oneindige stroom onbeschreven vellen, de ontsnapten, deinden op een bries. Ik werd gevangen in een regen van blanke bladen.’

 

Uitgever: Vrijdag
Pagina’s: 158
Prijs: 16.90
ISBN: 978 94 6001 086 6
Jaar: 2011