Concertgebouw-recensie: Onscherp orkest speelt vlijmscherp werk

18-07-2011 13:00

Sinds mensenheugenis tast vermogensbeheerder Robeco diep in de buidel van velen om de Zomerconcerten van het Amsterdamse Concertgebouw te sponsoren. In de maanden juli en augustus schotelt de belegginsspecialist ons dan ook meer dan zeventig concerten voor. Hulde! Deze avond was het in elk geval een ‘volle bak ambiance’! Ik raakte verloren in een gemêleerd gezelschap: tonnen oud geld, hippe conservatorium-studenten, 40+ yuppen en hier en daar een verdwaalde geitenwollensokkenagoog. Dertigers, zoals ik, waren sterk in de minderheid. Enfin. Ik had desondanks niet de indruk dat het gros van de kaartjeskopers met een zekere regelmaat klassieke concerten bezocht: de musici van het Orchestre Philharmonique du Luxembourg werden met een overweldigend applaus ontvangen toen zij het podium beklommen om het instrumentarium en de vingers op te warmen. Dirigent Emmanuel Krivine (wie?) ontving nog net geen staande ovatie toen hij een minuut of tien later de bok besteeg. De avond kreeg een provinciaal karakter in het grote Mokum.

Maar ach, het programma loog er niet om: Symfonie nr.9 Uit de Nieuwe Wereld (1893) van Tsjech Antonín Dvořák, Alborada del gracioso (1918) van Fransman Maurice Ravel en Pianoconcert nr.2 (1912-1913) van Rus Sergej Prokofjev. Voor deze heerlijkheid was klaviertijger Nikolai Lugansky van stal gehaald. Eerlijk is eerlijk: hij heeft het.

Mysterieuze sfeer
Het orkest kan ook wel wat. Daar bleek voor de pauze echter niets van. Alborada del gracioso staat te boek als een temperamentvol werk, maar mistte deze avond agressiviteit enerzijds en mystiek anderzijds. Twee oorzaken: een te rommelige, onscherpe strijkerssectie en te veel gegoochel met de tempi. Wat volgens de partituur snel c.q.. verbeten moet, werd door Krivine moeiteloos vertraagd. Daar waar het ten gunste van de mysterieuze sfeer wat langzamer moet, ging Krivine versneld door de bladmuziek heen. Wellicht had het te maken met die fagottist, die zijn solo in het middendeel van dit werk afraffelde, in plaats van uitrekte. Het had er in elk geval alle schijn van dat hij te diep in de sigarenkist had gegraaid, waardoor hij nogal kortademig van stof leek. Jammer, want een uitgesponnen fagotsolo komt juist hier de mystieke sfeer ten goede. Slordig.

De onscherpe strijkerssectie wreekte zich vervolgens al meteen in het pianoconcert van Prokofjev. Lugansky soleerde met verve, maar het orkest haalde bij lange na zijn niveau niet. Ondanks dat iedereen zich uit de naad werkte, kwam het rommelig over. Zo jammer, want Lugansky leek de avond van zijn leven te hebben. De degelijkheid en de souplesse die hij in het openingsdeel aan de dag legde deed mij bij vlagen denken aan Vladimir Ashkenazy in zijn beste dagen. Absoluut hoogtepunt was het derde deel, waarbij Lugansky als een ongrijpbare gladde aal vlijmscherp over de toetsen dartelde, terwijl de kopersectie van het orkest er lustig op los blaasbalgde. Maar opnieuw kwam de klankkleur van het orkest onvoldoende uit de verf.

Ik dacht eerst nog dat het aan mijn plek in de zaal lag. Maar na de pauze werd al snel bewezen dat er van een gebrek aan klankkleur zeker geen sprake was. In Symfonie nr.9 Uit de Nieuwe Wereld klopte de kleur namelijk wel.

Versnelling
Alleen schrok ik me een hoedje toen Krivine dit werk ging dirigeren. Hij joeg de openingsmaten direct de vijfde versnelling in. Ik keek nog eens op mijn programmafoldertje en daar stond toch écht Adagio, lekker traag dus, als tempoaanduiding beschreven. Ik had kennelijk even tijd nodig om in die befaamde ‘How the West was won’-cowboysfeer van het eerste deel te komen; een thema dat overigens in alle delen van het oeuvre de revue passeert.

Het tweede deel van deze symfonie werd, ere wie ere toekomt, heel prettig gespeeld. Deel drie: een regelrechte ramp. Het tempo was goed, gewoon gas geven. Maar het mistte zijn scherpte, het venijn. Het was wollig. Alsof het orkest met stomheid geslagen was dat in dit tempo gespeeld moest worden. Het finaledeel daarentegen maakte veel goed. Een fluks tempo en vervolgens kreeg het kopergeweld de vrije hand om te freaken: de zaal werd veroverd.

Samengevat: na de pauze was het heerlijk toeven in het magische Concertgebouw, dat volgens de oude Paul McCartney de beste akoestiek ter wereld heeft. Enfin. Het programma voor de pauze beklijfde niet, de prestatie van Lugansky ten spijt. De programmasamensteller had er beter aan gedaan om de Dvořák-symfonie te omkleden met Russisch repertoire uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Cappriccio Italien en Pianoconcert nr.1 van Tsjaikovski, bijvoorbeeld. Maar goed, u hoort mij verder niet klagen.

Gezien: Alborada del gracioso van Maurice Ravel, Pianoconcert nr.2 van Sergej Prokofjev en Symfonie nr.9 ‘Uit de Nieuwe Wereld’ van Antonín Dvořák door het Orchestre Philharmonique du Luxembourg o.l.v. Emmanuel Krivine i.s.m. Nikolai Lugansky (piano) in het Concertgebouw te Amsterdam op vrijdag 15 juli 2011