Society 3.0: Het gaat slecht omdat het goed gaat (deel 2)

25-07-2011 14:00

Het totalitaire monster
We zijn, naar mijn gevoel, op een cruciaal punt in de ontdekkingstocht naar Society 3.0 aanbeland. Heeft het boek vooral een economische boodschap over het via de digitale snelweg slimmer, groener en efficiënter organiseren van onze maatschappij? Of gaat het, in essentie, over het toe groeien naar een samenleving waarin welzijn en geluk veel vanzelfsprekender is? Ofwel: worden we van slimmer, groener en efficiënter ook, automatisch, blijer?

In Society 3.0 komt, zoals gezegd, een lawine van bewijsmateriaal over je heen, die aantoont dat ‘netwerken’, ‘zelforganisaties’ en – oef! – ‘cyberdigma’s’ intensiever luisteren, slimmer en sneller reageren, vlotter afhandelen en, dus, efficiënter zijn. Een netwerk dat immers rechtstreeks en continu in contact staat met zijn klanten/afnemers en daadwerkelijk luistert, maakt per definitie geen diensten of producten meer weer geen behoefte aan is. Het verzinkt ‘naadloos’ en dus – hééé! daar heb je ‘m weer… onzichtbaar – in het maatschappelijk weefsel.

Maar kan de mens als biologische soort – is mijn steeds nijpender vraag – al die efficiency en onzichtbaarheid emotioneel aan? Is hij of zij van nature niet verslaafd aan zijn eigen bestaansgrond? Zijn eigen zichtbaarheid? Aan theater? Misverstand? Strijd? En aan de spanning of iets wel of niet gaat lukken? En: móet inefficiency juist niet voortbestaan omdat het de motor is van evolutionaire vooruitgang?

Kortom, schetst het boek geen angstaanjagende in plaats van aantrekkelijke toekomst? Een toekomst waarin een net van netwerken elke vorm van persoonlijkheid en oneconomisch handelen onmiddellijk ‘corrigeert’?  Van den Hoff: ‘Op individueel niveau kun je in Society 3.0 nog steeds fouten maken, net als nu. Dus voor die spanning en uitdaging ben ik niet zo bang. Maar je hebt gelijk: in Society 3.0 zullen fouten of misrekeningen veel sneller gecorrigeerd worden, dus de kans dat er op grote schaal verkeerde beslissingen worden genomen of een verkeerde focus wordt gekozen, neemt af. Gezien de mondiale problemen waar de wereld op af koerst – neem de milieuproblematiek, de overbevolking, de grondstoffenschaarste – lijkt me dat alleen maar heel belangrijke winst.’ Hier komt Van den Hoff als vanzelf uit bij wat in moderne managementliteratuur de ‘wisdom of the crowd’ is gaan heten. De groep is intelligenter dan het individu. En kan zich dankzij internet beter dan ooit organiseren. Voor je het weet speelt de mens een bijrol in wat door computernetwerken allang als ‘optimaal’ is uitgerekend.

En dat nu is, zoals Van den Hoff eerder schetste, een confronterende en ten diepste onwenselijke boodschap voor elk ego dat gewend is zichzelf op de voorgrond te stellen en gebalsemd te worden! Het is de stille aanval op het westers individualisme.

De implosie is aanstaande
Hoewel Van den Hoff nergens in ons gesprek te betrappen is op beledigingen, grof taalgebruik of gebrek aan respect naar wie dan ook, straalt hij wel een gecontroleerde vorm van ongeduld uit. Het lot van Nederland gaat hem ‘aan het hart’. En het vervult hem met weerzin dat overheid en semioverheid tezamen jaarlijks 140 miljard euro aan belastinggeld stukslaan op een manier ‘die weinig zoden aan de dijk zet’.

Desondanks zijn er passages in het boek – ik zou bijna zeggen ‘gelukkig!’ – waarin hij zich als mens van vlees en bloed even laat gaan, bijvoorbeeld in een half-Fortuyneske tirade op pagina 94. ‘Soms bekruipt mij de gedachte dat, na alle bonusbankiers, de woningcorporatiemaffia, de graaiende burgemeesters, wethouders en Europarlementariërs, de energiekoninkjes, de regenteske overheid en haar vazallen, het lijkt alsof u en ik de enige normaal verdienende en belasting betalende Nederlanders zijn.’

Praktisch, dan maar… Heeft Van den Hoff een probaat middel om van ‘gedateerde clubs’ en door anderen zelfs als ‘Sovjet-instituten’ omschreven organisaties als Kamer van Koophandel, HBO-koepels, Buma Stemra, overheidsgestuurde brancheverenigingen en van bovenaf geformeerde innovatieclubs af te geraken, zodat we hun immense budgetten beter en meer toekomstgericht kunnen inzetten? ‘Voor de duidelijkheid: ik voel me geen strijder. Of revolutionair.

Ik vertaal slechts wat ik zie gebeuren. Het gaat mij er niet om instituten neer te halen of mensen in het ongeluk te storten.’

Oké. Dat gezegd zijnde: hoe lang houden die vermolmde organisaties met hun vervreemde structuren stand? Van den Hoff: ‘Eigenlijk is het heel simpel. Als ze zich niet aanpassen aan Society 3.0 zal de druk toenemen, groeit de kans op interne conflicten en zullen ze, bij ongewijzigd beleid, vanzelf imploderen. Neem een muziekdienst als Spotify: die omzeilt de traditionele industrie. Ofwel, als organisaties niet hervormen, zich niet open stellen, ga je er gewoon omheen! Ik ben geen koffiedikkijker, maar ik schat dat de Buma’s van deze wereld binnen vijf á tien jaar omvallen.’ En wil hij hun val bespoedigen? ‘Als het op vreedzame wijze kan: graag. Zij slurpen nu geld op voor diensten en producten waar niemand meer op zit te wachten en houden, tegelijkertijd, innovatie tegen. Hoe eerder dat stopt, hoe beter.’

‘Broodnodig dat mensen zichzelf kietelen’ 
Luiheid. Desinteresse. Onverschilligheid. Als ik Van den Hoff goed volg en het boek goed lees, is dit de ‘donkere kant’ van de menselijke psyche waarvoor in Society 3.0 weinig of geen plek meer zal zijn. Society 3.0 kan alleen maar functioneren met burgers die ‘actief’, ‘betrokken’ en ‘gemotiveerd’ zijn, eigenschappen die je in hoge mate terugziet bij de ZP-ers (Zelfstandig Professionals) die Seats2Meet frequenteren en volgens Van den Hoff ‘de drijvende krachten zijn in nieuwe waardecreatie’. In Society 3.0 gaan succesvolle organisaties namelijk consequent met hun klanten of afnemers in gesprek, en dat is alleen zinvol en ‘waarde creërend’ als die klanten of afnemers, punt één, willen spreken en, punt twee, daarbij daadwerkelijk iets te melden hebben!

Mijn stijgende verbazing gaat over het volgende: hoe kan Van den Hoff zo zeker weten dat mensen binnenkort ‘volwassen’ genoeg zijn om hun donkere kant, als een stuk gedragen jas, af te leggen en voortaan vol frisse zin hun zelfgekozen netwerk te bevruchten met hun positieve energie? Willen we niet altijd – als puntje bij paaltje komt – liever ons straatje schoonvegen: klagen over een baas die niet deugt of een ondergeschikte die onze goede ideeën om zeep helpt? Zodat we zelf onbekommerd en vrij van druk kunnen blijven rond dartelen? Kortom, speelt de ‘oude systeemwereld’ niet meesterlijk en onverslaanbaar in op de behoefte van velen aan onkwetsbaarheid en afschuiven richting derden?

Van den Hoff knikt (‘ik onderschat de weerstand niet’), maar denkt juist dat Society 3.0 in geestelijk opzicht veel meer te bieden heeft dan de industriële ordening die thans nog dominant is. ‘Nu zit je als traditionele werknemer vaak op een plek waar je talent maar half of soms zelf helemaal niet tot z’n recht komt. En ben je overgeleverd aan de willekeur van het systeem, zoals de carrièreplannen van je leidinggevende of de overlevingstactiek van een filiaal richting het hoofdkantoor. Binnen een digitaal netwerk wordt met de snelheid van het licht gescand welke waarde een individuele persoon A of B kan toevoegen, en zal hij of zij onmiddellijk waardering krijgen voor zijn of haar bijdrage. Dat komt ons welzijn, lijkt me, alleen maar ten goede. Hoeveel mensen kennen we niet die soms jaren of zelfs decennia tevergeefs wachten op erkenning?’

Mijn gedachten gaan uit naar één van de – mijns inziens – meest gezaghebbende boekwerken ooit, ‘Lof der Zotheid’ (1512) van veel geëerd stadgenoot Desiderius Erasmus. Hij noteert: ‘De belangrijkste voorwaarde voor geluk is dat je wilt zijn wat je bent.’ Hij beschrijft het Eiland der Gelukzaligen dan ook als een plek ‘waar niemand ontevreden is over zijn eigen uiterlijk, niemand over zijn eigen innerlijk, niemand over zijn afkomst, niemand over zijn positie, niemand over zijn opleiding, niemand over zijn vaderland, zodat geen IJslander met een Italiaans zou willen ruilen en geen Bulgaar met een Athener.’ Erasmus schetst hier een al of niet realistische toestand van collectieve vrede waarvan Society 3.0 op z’n minst pretendeert het dichterbij te brengen.

Een heel andere vraag: zou Erasmus, in dit licht, anno 2011 het concept Society 3.0 omarmen? Mijn gok: ja, maar met een heel ironisch glimlachje. Hij constateert namelijk dat zelfvoldaanheid en geluk alleen maar kunnen bloeien bij vormen van hallucinatie: wanen, dromerijen en grote porties eigenliefde. Een concept als Society 3.0 of netwerk dat die eigenschappen structureel voedt, zou hij op z’n minst diepgaand wantrouwen. Maar, tenslotte, zou Erasmus zich met grote tegenzin gewonnen geven:

‘Zo broodnodig is het dat mensen ook zichzelf kietelen en zich eerst met een klein applausje bij zichzelf aanprijzen voordat ze bij anderen aangeprezen kunnen worden.’

Dit is deel 2 van een essay over het boek ‘Society30’ van Ronald van den Hoff, met daarin opgenomen een interview met de auteur. Volgende week deel 3.