ThePostOnline

Ledeberg – Jo van Damme

09-08-2011 22:16

Elke recensie is subjectief, maar deze is nòg subjectiever, omdat we het over humor moeten hebben. En, om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik heb voor mezelf beslotenLedeberg ontzettend leuk en grappig te vinden. Ondanks heikele momenten van balanceren op de rand van een afgrond vol meligheid – of daar zelfs regelrecht in te tuimelen.

Waar gaat het om? We hebben een verhaal over twee broers die elkaar na jaren noodgedwongen tegenkomen bij de afwikkeling van de erfenis van hun pas overleden moeder. Die is 96 jaar geworden – of nee, ergens in de tachtig – of nee, héél oud, wel zestig of zeventig, volgens een van de broers.

Verder krijgen we inLedeberg te maken met vele terzijdes die maatschappelijke toestanden aan de kaak stellen. En ten slotte hebben we terzijdes waarin de auteur zich – niet ontbloot van zelfspot – rechtstreeks tot de lezer richt. En o ja, dan zijn er ook nog de flauwekul terzijdes met totaal irrelevante informatie.

Al die terzijdes, in de vorm van bladzijden lange noten, lijken, als je ze voor het eerst tegenkomt, het hoofdverhaal erg op te houden. Je denkt dan nog met een roman te maken te hebben – een Vlaamse Volksroman nog wel – maar dan blijkt het verhaal zelf van steeds minder belang te worden. Zo worden de terzijdes een soort running gags die ik, qua vorm, erg leuk ga vinden, zelfs als ze over de rand vallen.

Op het moment dat je gaat denken: nu weet de schrijver zelf ook niet meer hoe het verder moet met zijn broers, komt hij opeens met een onverwachte aap uit de mouw. Die mag dan volkomen bizar overkomen, de stemming zit erin en logisch of niet logisch, het zal de pret niet drukken. Serieus nemen we de zaak dan al lang niet meer en volgens mij is dat ook helemaal niet de bedoeling.

Jo Van Damme is te vergelijken met een cabaretier die een rode draad volgt,met regelmaat die draadlos laat en allerlei zijwegen inslaat,waarin hij zijn eigen ironische maatschappijkritische eieren legt door ze belachelijk te maken, om vervolgens op de hoofdweg terug te komen om de draad weer op te pakken. Zo komen de vooroordelen autochtoon/allochtoon voorbij, zo wordt de draak gestoken met bb-ers (bekende Belgen) die zo nodig hun eigen goede doel aan hun naam moeten hangen (zoals tsunamislachtoffers in Djibouti, waar nooit een tsunami heeft plaats gevonden, maar ja, wat niet is kan komen en dan is zo’n bb-er er lekker op tijd bij). Ook komt er een hele verhandeling aan de orde over wat een trambestuurder, met name van Tram 4, moet weten en kunnen:

‘Om te beginnen dienen verscheidene, qua uitzicht en demografie totaal verschillende buurten te worden doorkruist, wat wordt vertaald in een voortdurend wisselend passagiersprofiel.’

Zo krijgt de bestuurder, naarmate hij zijn route verder rijdt, te maken met luidruchtige scholieren, wereldvreemde studenten, toeristen, ambtenaren en kantoorbedienden.

‘Enkel wie nog verderop richting Moskou reist, doet dat op eigen risico of omdat hij of zij er woont.’

Terzake. Franky en Tony Vanneste wonen in Ledeberg, een deelgemeente van de stad Gent (Vlaanderen). Franky is een keurige beambte die werkzaam is bij de Spaarbankverzekeringen. Tony scharrelt zijn kostje bij elkaar als klein crimineeltje. Van Damme schrijft:

‘(…) toen Tony Vanneste het restaurant met zo’n nonchalant mogelijke air binnenzeilde. Hij droeg een confectiecostuum van Turkse makelij waarvan hij hoopte dat het er uitzag als Milanees maatwerk en hij had een zonnebril op zijn neus, dit laatste om anonimiteit te garanderen. Nu weten we allemaal dat de enige situatie waarin een zonnebril de anonimiteit bevordert buiten is, in de felle zon. In alle andere gevallen trekt een zonnebril alleen maar de aandacht, maar dat risico schatte Tony duidelijk anders in.

(…) “En wat is dat met die zonnebril?” (vroeg Franky; SH) “Hebt ge een kou op uw ogen misschien?”

“Ik probeer zo weinig mogelijk op te vallen. Anoniem ben ik hier, zogezegd.”

“Ge zijt geweldig goed bezig.”’

ledebergHet is een Italiaans restaurant waar de broers ziti eten, een Italiaans pastagerecht. Tony stapt naar de eigenaar om het recept te vragen, wat wij, lezers, via een noot in volle glorie mee krijgen…in het Italiaans. Ik zit dan erg te grinniken, temeer omdat het er totaal niet toe doet. Niet voor het verhaal tenminste. Oké, de schrijver is zo aardig om het recept ook nog in vertaling te leveren, maar dan zijn we alweer bladzijden lang van het rode-draad-verhaal afgestapt.

Opnieuw doet zich de vraag voor of het leuk is of niet dat een nevenpersonage in het broeder-verhaal, ene Erika, uitvoerig in een noot wordt beschreven. Compleet met kleurspoeling en kleding en complexe persoonlijkheid. Hoewel de auteur ons meteen laat weten dat die hele Erika verder geen rol speelt en niet meer voor zal komen in het verhaal.

‘Dit wordt dus het afscheid van Erika. Leuke meid, en we wensen haar verder het allerbeste toe, maar terugzien doen we haar niet meer.’

Kortom, het verhaal verzandt, de terzijdes slaan vaak nergens op, maar de lol van de schrijver in zijn projectis aanstekelijk. Vind ik, in al mijn subjectiviteit. Hoe Vlaams het Vlaams van Van Damme is kan ik als Hollander niet beoordelen, maar de sappigheid van met name de dialogen tussen Franky en Tony draagt zeker bij aan het plezier van het lezen.

Uitgever: Vrijdag
Pagina’s: 159
Prijs: 16.90
ISBN: 978 94 6001 110 8
Jaar: 2011