In het rijtje recent proza over Nazi-Duitsland (HhhH, De Welwillenden) misstaat De Commandant van Jürg Amann niet. Het is een dun boekje, een soort van apologetisch geschrift van Rudolf Höss, kampcommandant van Auschwitz in de jaren 1940 tot 1943, uit diens aantekeningen bewerkt tot monoloog door de Zwitserse schrijver Jürg Amann. Höss verhaalt over zijn vroege jeugd als natuurgerichte einzelganger, geloofsafval, diens militaire carrière in de Eerste Wereldoorlog en vooral zijn jaren als ‘rechtschapen’ kampcommandant van het meest beruchte vernietigingskamp ooit. Direct in de psyche kijken van een kampopzichter, een medeplichtige aan systematische massamoord, is uiteraard geen prettige leeservaring, maar wel een verhelderende, en misschien zelfs essentiële. Je zou er bijna door begrijpen waarom miljoenen joden zijn vermoord.
Want als er iets duidelijk wordt in De Commandant, dan is het wel dat plichtsbesef, gebrek aan twijfel en het willen overwinnen van ‘weekhartigheid’ elke gruweldaad mogelijk maken, hoe onvoorstelbaar ook. “Een SS-man moest zelfs zijn naaste familieleden kunnen vernietigen als ze zich aan de staat of het idee van Adolf Hitler vergrepen […]”. Radicale trouw aan de doctrine, zoals verkondigd door Himmler en Hitler, leidde er volgens Höss toe dat hij zich vol toewijding van zijn taken kweet. Want, zo benadrukt hij, hij begreep de motivatie.
Was Höss een monster? Nee. Wel een slecht mens. Een mens met een geweten zelfs, maar dat geweten blijkt schokkend genoeg, onder massale druk en vermeende noodzaak, naar de achtergrond te verdwijnen. De nazi’s lijken het te beschouwen als een soort handicap die moet worden genegeerd. Zowel Höss bij monde van Amann, als Littell en Binet verhalen over berichten van doodseskaders, de mannen van de einsatzgruppen, die het uiteindelijk te zwaar kregen bij het eindeloos executeren van mannen, vrouwen, kinderen. Het werd weliswaar gedaan, maar uiteindelijk moest er naar een andere oplossing gezicht worden. Een snelle, efficiënte en minder confronterende oplossing. Höss en Eichmann ontdekten gezamenlijk dat het blauwzuurgas dat aanvankelijk werd gebruikt voor ontluizing, Zyklon-B, een prima middel was om bunkerruimten vol joden binnen een half uur uit te roeien. Höss is die eerste die zal bekennen dat dit niet goed, mooi of prachtig was, maar verschrikkelijk. Maar daarop laat hij altijd volgen “maar het moest gedaan”, “het was noodzaak” want “Fuhrerbefehl”.
In De Commandant zet Höss zichzelf dan ook neer als mens onder de mensen, bevlogen door een ideologie die elk gevoel van medemenselijkheid tot iets absurds maakte. Een last die het einddoel in de weg staat. Persoonlijke verantwoordelijkheid en daarop acteren, wordt neergezet als iets dat door de voortrazende nationaal-socialistische vernietigingsmachine onmogelijk werd gemaakt. Wat natuurlijk een aperte leugen is.
Höss hield van paarden, viel zijn gezin niet lastig met transportatie en verbrandingskwesties en heeft naar eigen zeggen nooit persoonlijk een gevangene mishandeld. Ook al zijn er miljoenen onder zijn toezicht vernietigd, hij blijft zichzelf beschouwen als een goed mens. Als hij het over schuld heeft – omdat hij medelijden voelde bij mishandeling van gevangenen – dan bedoelt hij niet schuld ten aanzien van de slachtoffers, maar schuld ten opzichte van zijn superieuren. Hij had ze moeten vertellen dat hij eigenlijk ongeschikt was. En daarbij was het zwarte uniform van de SS hem ‘te dierbaar geworden’. Het zijn dat soort overwegingen waardoor je als lezer begrijpt dat een bepaald type mens in een bepaald type tijdperk genocide kan begaan.
De informatie in De Commandant is niet nieuw, ook al staat op de achterflap dat Amann de aantekeningen enkele jaren geleden ‘ontdekte’. Andere promotieteksten spreken van ‘herontdekt’. Dat laatste zal waarschijnlijk kloppen want de aantekeningen zijn sinds Neurenberg al beschikbaar en vormden de basis van Höss’ autobiografie Kommandant in Auschwitz, uitgegeven in 1958. Amann heeft ze ingekort, bewerkt tot monoloog, maar naar eigen zeggen zo goed als geen woord toegevoegd. Historici zijn van mening dat de memoires van de beruchte kampcommandant waarachtig zijn: “There is a great deal of independent documentation which supports nearly all of Höss’s statements.” Die statements, de gewetensvolle uitvoering van een afschuwelijk vernietiginsgprogramma met daarbij een kijkje in het hoofd van een topnazi, maken De Commandant, hoe beknopt ook, tot een boek dat je niet loslaat.
Jürg Amann – De Commandant, verscheen bij Uitgeverij Contact. Vertaling: Gerrit Bussink.