Voor velen werd het de soortnaam nadat de Royal Navy in 1906 HMS Dreadnought in dienst stelde. Met dit eerste ‘All Big Gun’ ontwerp werd het slagschip volwassen. Tot dan toe hadden slagschepen een dubbeltoren voor en achter voor het hoofdgeschut, met secundaire batterijen in aflopend kaliber op de flanken. Bij HMS Dreadnought kwam het accent op de hoofdbewapening te liggen en deze werd drastisch opgevoerd ten koste van de secundaire bewapening. De ‘All Big Gun’ revolutie maakte alle eerdere slagschipontwerpen totaal verouderd. Niet dat HMS Dreadnought lang regeerde. De eerste laag verf was nog niet dof toen de naamgever van de klasse zelf als achterhaald werd beschouwd in marinekringen.
Nadat Europese landen Afrika ontdekten als hebbedingetje werd dit continent bij de Berlijnse Conferentie van 1884-1885 onderling verdeeld en kreeg Duitsland nautische belangen met de bescherming van vaarroutes naar haar koloniën. Het leidde tot een wapenwedloop op zee. HMS Dreadnought gaf dit een nieuwe impuls. Met tien 12 inch kanons in plaats van vier. Naast meer dikke kanons, met langere lopen, was de stoomturbinevoortstuwing in plaats van stoomzuigermachines een andere revolutie. De revolutionair was admiraal Jackie Fisher van de Britse marine. Hij was echter niet de enige. De Italiaanse ontwerper Vittorio Cuniberti schreef in 1903 in Jane’s al over een all-big-gun slagschip en in Amerika en Japan werd eveneens aan dergelijke ontwerpen gewerkt. HMS Dreadnought lag alleen eerder in het water.
HMS Dreadnoughts vijf dubbeltorens met 12 inch/L45 geschut waren niet de dikste kanons tot dan toe. Wel de langste met een looplengte van 13.72 meter. De metallurgie van het staal was met nikkel toevoegingen sterk verbeterd. De efficiëntere set-up van het sluitstuk en het terugloopmechanisme voor de gedeelde binnen- en buitenloop waren een andere stap voorwaarts. De vuursnelheid ging van minuten per schot, naar schoten per minuut (±1). Met granaten van 390 kg bij een Vo (aanvangsnelheid) van 831 m/sec, waar je tot op zestien kilometer voor moest vrezen.
De secundaire bewapening bestond uit 27 QF (Quick Firing) 12-ponder kanons van 76 mm in enkele opstellingen. Deze hadden een vuursnelheid van 20 schoten per minuut. Met een Vo van 790 m/sec reikten ze zo’n 8.5 kilometer ver. Wat in 1906 nog voldoende dracht was om de zich snel ontwikkelende torpedobootjagers op afstand te houden zodat het hoofdgeschut zich op soortgenoten kon concentreren. Om daar accuraat op te vuren kreeg HMS Dreadnought optische afstandsmeters gekoppeld aan elektromechanische rekeneenheden om de voorhoudhoek voor het hoofdgeschut te bepalen. Een deel van deze toen hypermoderne richtmiddelen stond helaas in de voormast achter de voorste schoorsteen, wat regelmatig een zwart beeld opleverde. Naast geschut had HMS Dreadnought vijf onderwater lanceerbuizen voor 18 inch torpedo’s.
Het experimenteren met grotere aantallen en opstellingen van het hoofdgeschut begon met HMS Dreadnought en ging jaren door. Oorlogen zelfs. De verf van HMS Dreadnought was echter nog niet droog toen in 1906 het ontwerp van de Amerikaanse South Carolina klasse slagschepen haar al achterhaalde. Hierin werden de hoofdgeschuttorens voor het eerst symmetrisch in de lengterichting achter en boven elkaar op het voor- en achterdek geplaatst zodat alle torens een broadside konden geven. Uiteindelijk werden het voor de meeste slagschepen vier dubbel- of drie drielingtorens, waarvan twee op het voordek.
Opvallende uitzonderingen waren de latere Franse Richelieu en Britse Nelson klasse met twee vierling of drie drieling torens op het voordek. De kalibers groeiden uiteindelijk naar 18.1 inch (46 cm) in de Japanse Yamato klasse. Granaten groeiden mee tot ongeveer 1000 kg en deze kon je uit de lopen van de laatste slagschepen tot op zo’n 45 kilometer twee keer per minuut tegemoet zien. Om bang van te worden. Reden waarom slagschip in het Zuid-Afrikaans ‘voor-niks-nie-bang-nie-schip’ is. Wie overigens niet bang was voor HMS Dreadnought was Virginia Woolf, maar dat is een ander verhaal.
HMS Dreadnought in 1906
Waterverplaatsing: 18.410 ton. Lengte: 160 meter. Breedte: 25 meter. Diepgang: 9 meter. Voortstuwing: Parsons stoomturbines met vier schroeven. Maximum snelheid: 21 knopen. Bewapening: 10 Vickers 12 inch/L45 Mk X kanons, 27 12-ponder Mk I kanons, 5 18-inch torpedobuizen.
De laatste van de soort, de vier Amerikaanse Iowa klasse slagschepen met 9 16 inch kanons