Enigszins ongemakkelijk sta ik met een stapeltje papieren in mijn hand. Ik moet tekenen voor ontvangst en voor akkoord. Het zijn de spullen voor mijn eerste leaseauto ever. Naast me staan drie mannen, waarvan er een de sleutels en de papieren uitdeelt en twee met hetzelfde vraagtekengezicht wachten op de verdeling, zoals ik. Er is geen keuze, we hebben een proeftijd, dus worden auto’s uitgedeeld die nog in het leasecontract zitten. We kijken elkaar aan en om de een of andere reden denken we hardop. “Een Alfa Romeo,” zegt de een. “Een Mercedes?”, verwondert de ander. “Ik heb een Peugeot,” stamel ik. De poolauto’s zijn gelukkig niet beplakt met stickers van het bedrijf waar we dan welgeteld drie uur werken.
Ik moet twee keer kijken, maar het is echt waar: ik heb een station variant van de Peugeot 207 gekregen. Nou ja, gekregen, de bijtelling is niet mis. Categorie energiezuinig en goedkoop in de bijtelling: nein.
Mannenbemoeienis
Plotseling hebben de mannen in mijn leven een mening over zaken waar ik net aan begin te wennen. Mijn wederhelft legt me uit hoe de ruitenwissers weer uit moeten als de zon doorbreekt na een bui. Mijn broer zet de chauffeursstoel in leasestand: “Leaserijders zitten toch altijd heel erg onderuit gezakt?” en een goede vriend denkt ongevraagd hardop: “Het is wel een beetje een gelovige brave bak he, waar je nu in rondrijdt.”
Bij de eerste tankbeurt kijk ik vier keer of ik de goede slang met ‘Diesel’ er op in de auto steek. Tijdens het speuren naar het nummer van de pomp komen er ongeveer acht motormuizen achter en naast me staan die uiteraard stilstaand even extra hun motor aanblazen. Bij het afrekenen met de tankpas tik ik wel de goede pincode in, maar kies ik verkeerd bij ‘Vervangende auto?’ (Ja), waardoor ik de kilometerstand niet door kan voeren. Bij terugkomst bij de Franse vijfdeurs begint er een kerel (met helm, dus onherkenbaar, dus flauw) heel luid ‘Ja ja ja, meisjes … met rode haren ..’ te zingen. Ik klim snel in de onderuitgezakte stoel en doe mijn best beheerst weg te rijden.
Ruit eruit?
Ineens zie ik een ster in mijn voorruit. Ik denk direct aan de medewerkers van dat roodgele bedrijf waar echte werknemers reclame maken en voel de angst om er een in het echt te moeten ontmoeten. Of dat ik over vijftien minuten een hele grote barst in mijn voorruit heb. Hoe zit het eigenlijk met het oliepeil, vraag ik me af. Moet ik dat nu ineens zelf in de gaten gaan houden? En als de bandjes te zacht zijn, wat dan? Heb ik eigenlijk wel een fluorescerend hesje in de achterbak liggen voor als ik pech krijg? Een reserveband verwisselen, dat hoorde toch niet bij mijn rijexamen?
Met mijn nieuwe baan hoor ik plotseling bij een groep in de samenleving waar ik zo lang mogelijk niet bij wilde horen: de leaserijders. Deze auto is te duur om zelf te kopen en toch te simpel in uitvoering om verliefd op te worden. Aan de andere kant: ik had niet graag willen ruilen met mijn nieuwbakken collega en zijn zilveren Mercedes. Met leer op de stoelen zo blauw als de Vicks Blue snoepjes. Wij gaan het best leuk hebben de komende proeftijd. Mijn Peugeot 207 en ik.