Na Revolutionary road, Eleven kinds of loneliness, Easter parade en Cold Spring Harbor heeft de Arbeiderspers nu ook A special providence(1969) toegevoegd aan haar fonds. Vertaald als Een speciaal soort voorzienigheid is ze ondergebracht bij de reeks Oorlogsdomein van de uitgeverij. Maar is onderhavige roman wel een oorlogsroman, laat staan een anti-oorlogsroman zoals velen, waaronder de vertaalster in haar nawoord, beweren? Een speciaal soort voorzienigheid is eerder een typische Yates. Dat wil zeggen, een steengoede roman over klein maar zwaarwegend leed.
Het is zeker geen klassieke anti-oorlogsroman zoals bijvoorbeeld The Thin Red Line van James Jones. Een van de twee hoofdpersonen in Een speciaal soort voorzienigheid, de twintig naderende Robert J. Prentice, moet weliswaar in Duitsland dienen, vlak voor de capitulatie van het Duitse leger, maar in plaats van te lijden aan de wreedheid van de oorlog, gaat hij eerder gebukt onder het gebrek aan gevechtsacties. Natuurlijk; de oorlog is meedogenloos en afschuwelijk onvoorspelbaar, aangezien de aanvallen die zijn bataljon krijgt te verduren voornamelijk artillerieaanvallen zijn van Duitse 88’ers. Maar als Prentice zich ergens druk om maakt dan is het wel zijn aanzien in zijn sectie; het gebrek aan respect en erkenning en de onmogelijkheid om er als held indruk te maken.
Revolutionary road
Ook het leven van Prentice’s moeder Alice wordt gekenmerkt door verlangen naar aanzien. Als kunstenares – beeldhouwster – krijgt ze al jaren geen voet aan de grond. Ze blijft echter dromen van een doorbraak. Ondertussen leeft ze voortdurend boven haar stand, acht gewone arbeid te min en doet voortdurend een beroep op haar ex-man om haar uit de financiële nood te helpen. Hoe wanhopiger ze wordt, hoe meer ze gaat hangen aan haar zoon die in Europa dient, maar die laatste lijkt nu juist te genieten van de afwezigheid van zijn babbelzieke moeder, die hem nu alleen nog maar per brief lastig valt met onzinnige toekomstdromen.
Na het verschijnen van de vertaling van Revolutionary road spraak Joost Zwagerman in het NRC van ‘een zeldzame daad van literaire rechtvaardigheid’. En dat was het zeker. De Arbeiderspers heeft het gelukkig niet bij die ene vertaling gelaten. Yates is een meester op de lange baan; in de beschrijving van onderliggende wrevel in sociale betrekkingen; in verlangen dat keer op keer gefnuikt wordt. Geen groot episch leed bij Yates, maar alledaagse sleur en het verlangen daar boven uit te stijgen.De personages van Yates zijn meestal redelijk welgestelde burgers. Ze hebben weliswaar verlangens, maar zelden zijn dat bijzonder onredelijke wensdromen. Ze willen net dat beetje meer om zich te onderscheiden als individuen in de middenklasse, maar zelfs dat kleine beetje meer blijft onbereikbaar. De schrijver zet een voortreffelijke romanwereld neer met de juiste dosis onhebbelijkheden en karakterzwaktes waarin dat falen onvermijdelijk is. Ook al zijn ze er van overtuigd, zoals Alice Prentice, dat er een speciaal soort voorzienigheid op hen zal neerstralen, de werkelijkheid is grillig en altijd is er wel een onvoorziene, ondermijnende factor aanwezig.
Yates-personage
Ook al dateren de romans van Richard Yates uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw en beschrijven zij de Amerikaanse samenleving van toen, gedateerd zijn ze niet. De schijnwerkelijkheid van sociale wenselijkheid, holle frasen en betekenisloze beleefdheden staat altijd haaks op de eigenlijke drijfveren en complexen van het Yates-personage, en wat dat betreft is Yates proza nog steeds actueel.
Er wordt over veel schrijvers gezegd en geschreven dat zij ‘haarfijn ontleden’, ‘genadeloos blootleggen’ of de werkelijkheid ‘fileren tot op het bot’. Als er een schrijver is die dat ook werkelijk en voortreffelijk doet dan is het wel Richard Yates.
Een speciaal soort voorzienigheid verscheen bij de Arbeiderspers in een vertaling van Marijke Emeis.