Uit recent onderzoek bleek al dat kinderen, en daarmee hun ouders, op internet te maken krijgen met spelletjesfabrikanten die ze op slinkse wijze geld afhandig weten te maken. Uiteindelijk gaat het er daarbij om dat alle betrokkenen zich dienen te realiseren dat, zeker tegenwoordig, het internet ook gewoon ‘de echte wereld’ is. Virtueel geld staat gelijk aan echt geld en naast enige controle kunnen er ook wel degelijk enige basismaatregelen getroffen worden om de verliezen te beperken, om het zo maar te zeggen. Naast deze feiten komen ook seksuele toenaderingspogingen en cyberbullying op internet met enige regelmaat langs in het nieuws. Omstreeks dezelfde tijd als het eerder genoemde onderzoek kwam ook een rapport van het SCP uit dat enige duidelijkheid moet brengen over hoe kinderen er online voor staan. Het goede nieuws: in frequentie vallen de risicovolle ervaringen van kinderen op internet mee.
De hoeveelheid risico
Hoewel de ernst van sommige zaken zeker niet onderschat dient te worden valt het, volgens het SCP rapport, uiteindelijk mee met de frequentie van slechte ervaringen. Het is zelfs zo dat minder dan een kwart van de ondervraagden (in de leeftijd 9-16 jaar) online in contact is gekomen met pornografische afbeeldingen. Het veelbesproken cyberbullying komt in de groep slechts bij een kleine vijf procent voor. Wat dit ons vertelt is niet dat we de dreigingen niet serieus moeten nemen, in absolute aantallen gaat het nog steeds om flinke aantallen, maar wel dat het internet niet per se een enorm risico vormt bovenop de rest van het dagelijks leven. De kern van de boodschap is hier dan ook dat we op een serieuze manier met de problemen van deze kinderen moeten omgaan, maar het internet niet als een complete anarchie waarin het alleen maar mis kan gaan hoeven te beschouwen.
Mediawijsheid
Een vaak terugkomende discussie gaat over de mediawijsheid van jongeren. Uiteindelijk blijkt vaak dat jongeren helemaal niet zo mediawijs zijn als ouderen soms verwachten. Daarbij lopen ook zij nog regelmatig tegen problemen in het computergebruik aan. Dat zij een generatie zijn die opgroeien met ‘nieuwe media’ wil niet zeggen dat zij ook automatisch ‘beter’ of ‘verstandiger’ met die media omgaan. Uit dit nieuwe onderzoek blijkt tevens dat in, absolute zin, jongeren online ook niet minder risico lopen als ze ‘mediawijzer’ zijn. De oorzaak van deze wellicht vreemde observatie ligt simpelweg in het feit dat mediawijze jongeren ook meer risico nemen bij hun online acties en daarbij vaak ook meerdere dingen tegelijk doen.
Uiteraard voert het dan wat ver te willen beargumenteren dat we onze kinderen dan maar niet moeten opvoeden. Dat ze als ze niet zo mediawijs zijn dan misschien alleen in contact komen met minder grote risico’s. Het is wel een argument voor “alles op zijn tijd”. Een kind vastzetten met alle informatie over alles wat online over ze heen kan komen is ten eerste gewoon onmogelijk (teveel informatie), ten tweede zorgt het er niet voor dat het kind dan veiliger is: ze gaan dan vaker zelf op zoek en loopt zo nog meer risico.
Opvoeding
Waar het vorige onderzoek inzake online uitgaven misschien nog aanleiding lijkt te zijn voor meer begeleiding lijkt daar met dit onderzoek toch enige nuance in gebracht te moeten worden. Wat echter misschien wel de belangrijkste uitkomst is, is dat –met alle beperkingen- de media-opvoeding nog steeds het beste door de ouders kan gebeuren. Docenten hebben nóg minder zicht op de online activiteiten dan de ouders en bovendien geldt de regel dat de kinderen te zijner tijd het beste de informatie van de ouders kan krijgen. Uiteindelijk is het net als met buitenspelen: van vriendjes leren kinderen vaak ook de ‘slechte dingen’. Voorkomen dat een kind gaat ‘online fikkie stoken’ kan alleen als een kind de opvoeding op de juiste tijd van de ouders krijgt, en niet (alleen) van leeftijdsgenootjes. Enige probleem: sommige ouders zijn zelf helemaal niet mediawijs. (En zo is wellicht de cirkel met ‘de echte wereld’ weer rond.)