Afgelopen weekend won het Nederlandse honkbalteam in Panama de WK-finale van het grootse Cuba. Reden voor velen om euforisch te twitteren, facebooken of zich anderszins solidair te verklaren met de slagmannen en pitchers van Oranje. We tellen mee, we winnen iets, staan internationaal op de kaart en oh oh wat zijn die mannen goed. Vraag echter aan een willekeurige twitteraar of hij even het wedstrijdschema van dit WK op wil sommen, of zelfs maar om drie spelers uit het nationale team bij naam te noemen, en het zal in de meeste gevallen stil blijven. De sport is namelijk niet belangrijk. De bevestiging dat we meetellen is waar het ‘ons’ om gaat. Stuitend opportunisme waar een klein land klein in kan zijn.
Underdog
Nederland vindt het heerlijk om zichzelf belangrijk te maken. Denk aan de beelden van Balkenende die bij Obama tóch nog even wat wil zeggen, terwijl de Amerikaanse president hem al min of meer heeft weggewuifd. Of hoe trots we er op zijn dat we bij de NAVO bedongen hebben dat het opleidingstraject voor agenten in Afghanistan is opgerekt van twee naar acht weken. Dat de dagelijkse praktijk in Kunduz een heel ander verhaal met hele andere mores voorschrijft, gaat (althans naar buiten toe) aan degenen die deze belangrijke eisen gesteld hebben compleet voorbij. Wij hebben het bedongen. Het is internationaal mandaat geworden. Dus wij zijn belangrijk – en dat zien we graag bevestigd, desnoods los van de realiteit. Want Nederland verdient internationale erkenning, vindt Nederland, maar die krijgen we maar bar weinig, vindt Nederland. Brengt ons terug bij de honkbal.
Honkbal is in de Verenigde Staten groot, episch bijna. In de rest van de wereld stelt het weinig voor. Cuba wordt geen 25 keer wereldkampioen omdat ze zo goed zijn. Cuba wordt 25 keer wereldkampioen bij gebrek aan serieuze tegenstand en competitie. Waarom winnen Nederland en België om beurten het WK korfbal? Omdat er geen hond aan mee doet – laat staan dat het iemand wat kan schelen. Maar dat is niet wat we wilden zien toen Nederland de WK-finale in Panama won zaterdagnacht Nederlandse tijd. Plots telden we mee, want we wonnen iets. En dus is plots heel Nederland fan van een team dat ons internationale erkenning bezorgd. Toevallig met honkbal. Die enige finale die er toe doet, die van de voetbal, winnen we misschien nog wel eens. Maar dit steken we alvast mooi in onze nationale zak, toch? Ook handig: omdat we zo’n klein land zijn, hadden we ons bij verlies net zo makkelijk in underdoglogica kunnen wentelen, terwijl we ons nog steeds trots en belangrijk konden gedragen. Want die underdog stond toch maar mooi in de finale!
Antillianen met knuppels
Het is niet de Nederlandse winnaarsmentaliteit die ons doet juichen voor een team dat in een insignificante sport de hoofdprijs wint. Een winnaarsmentaliteit kennen we zelfs niet. Vraag maar aan Ivo Niehe, of individuele sporters die trots zijn op hun prestaties, of muzikanten met succes over de grens. Die kunnen beter zwijgen en hun succes in bescheidenheid delen met het volk. Wat ons nu plots tot nationale honkbal afficinado’s maakt, is onze onstuitbare drang om mee te tellen, om er bij te horen, om belangrijk gevonden te worden – en tegen alle realiteit van de overwinning in zijn we dan nationaal trots, want we zijn internationaal belangrijk. Dat er alleen op Cuba gebaald wordt van het verlies en dat er misschien een handjevol Amerikaanse baseballfans goedkeurend knikt richting ‘onze jongens’, negeert ons nationale ego voor het zalvende gemak maar even.
Het goud is de honkballers uiteraard van harte gegund, maar de nationale ‘beleving’ van hun winst is weerzinwekkend opportunisme van een dwergnatie met een minderwaardigheidscomplex, die zich vastklampt aan iedere strohalm die ‘internationale erkenning’ genoemd zou kunnen worden. Een hang naar ons illustere verleden, toen we de Zeven Zeeën nog beheersten en we inderdaad nog écht belangrijk waren? Ach ja. Bekijk het van een zonnige kant: het is heel goed dat een groepje Antillianen met petjes en knuppels eens een keer pósitief in het nieuws komt. Zo heeft elk opportunistisch juichende nadeel toch zijn voordeel. Want terwijl we zo druk zijn met naar buiten toe proberen op te vallen, blijft er misschien naar binnen toe toch wat positiefs aan de strijkstok (of liever: het slaghout) hangen.
Daan Baselier houdt van sport, maar haat de Nederlandse sportliefhebberscultuur kan zijn.