Een jonge journalist met een twitteraccount, webredacteur voor NRC en NRC Next, die een debuutroman schrijft. In een tijd waarin iedere jonge journalist met een twitteraccount in zijn of haar bio heeft staan dat er aan een debuutroman gewerkt wordt, staat diep zuchten je nader dan het boek bestellen. Want daar komt weer zo’n hoogdravend clichéverhaal over keuzestress van jongeren die alles hebben, maar desalniettemin eerst per rugzak over verre continenten moeten zwerven om vanuit India of Nieuw Zeeland te facebooken dat je ook zonder je in Nederland achtergelaten smartphone geen idee hebt wie je eigenlijk bent en hoe je nou na thuiskomst je leven verder in moet vullen. Been there, done that, got the t-shirt. Zo niet Peter Zantingh (1983). Die schreef een boek over afkomst, niet over toekomst.
Beter nog: in Een uur en achttien minuten zít geen toekomst. Het verhaalt namelijk vanuit het perspectief van twintiger Johan over de week na de dood van Joey, één van zijn vier beste jeugdvrienden uit zijn geboortedorp in West-Friesland. Joey heeft zich van het leven beroofd omdat hij geen koersbepalende keuzes kon maken in zijn aardse bestaan. Een contemporair zelfmoordmotief, maar hoewel de roman heel erg in het nu speelt, met verwijzingen naar recente gebeurtenissen met een onverplaatsbare plek in de geschiedenis zoals wedstrijden van Oranje op het laatste EK of populaire muziek van dit moment, zal het verhaal ook lezers aanspreken die ouder zijn dan de generatiegenoten van de auteur. Motieven als verwijdering, vervreemding, verantwoordelijkheid en ontsnapping, maar ook nostalgie, herinneringen en geborgenheid, zijn universeel voor iedereen die de veiligheid van zijn jeugd inruilde voor een groter avontuur dat ‘volwassen worden’ heet.
Vervangbare herinneringen
Een uur en achttien minuten is lichtvoetig geschreven. Hier een puberaal grapje, daar herkenbaar jongensgedrag, meisjesperikelen en veel kleedkamerhumor bij de voetbal. Bovendien gebruikt Zantingh korte, vlotte zinnen en korte hoofdstukken waarin heden en verleden elkaar snel doch vloeiend afwisselen. Het toegankelijke taalgebruik laat ruimte over om tijdens het lezen de gedachten te laten dwalen en associaties te leggen met de eigen gang naar volwassenheid. Het dorp van je jeugd achterlaten om elders te gaan studeren, met sterke herinneringen aan voetbalzondagen en strandvakanties als basis voor onuitwisbare vriendschappen die desalniettemin onder druk zijn komen te staan door meetbare afstand en onmeetbare persoonlijke ontwikkeling. De beschrijvingen in het boek zijn met precies de juiste distantie gedetailleerd om de lezer ruimte te geven genoemde vakantiebestemmingen, weekendbestedingen of anekdotes te vervangen door eigen herinneringen.
De overleden vriend staat voor het afsluiten van de jeugd van Johan, voor de laatste stap naar verwijdering van het verleden. De jeugd die hij achterliet in zijn geboortedorp toen hij verhuisde, het verleden dat hij langzaam heeft zien verwateren – eerst voorzichtig achteruitlopend, dan over zijn schouder kijkend en tenslotte zonder om te kijken, waardoor zijn afkomst een nostalgische weemoed werd die zich op onwillekeurige momenten manifesteert, wanneer het geheugen wordt geprikkeld door een geur, een kleur of een beeld.
De jungles van Zuid-Amerika
Een uur en achttien minuten gaat over onbezorgde jaren, die soms vreselijk moeilijk leken maar die, terugblikkend na de zelfmoord van Joey, bovenal enorm belangrijk bleken voor hoe en wie Johan is geworden – zonder dat het boek expliciet beschrijft hoe en wie Johan is geworden: ook hier kan de lezer zichzelf invullen. De dood van één vriend roept alles terug, dwingt tot nadenken, tot pas op de plaats en tot reflectie. Reflectie zonder rugzak, reflectie zonder identiteitscrisis, slechts reflectie op basis van wat je weet, kent en vertrouwt. Het ouderlijk huis. De voetbalkantine. De garage van één van de vrienden, waar bier gedronken werd op zaterdag. En de vriendengroep zelf. In die zaken ligt identiteit verscholen, niet in die tempel in Thailand, tussen de dolfijnen van het Great Barrier Reef of in de jungles van Zuid-Amerika.
Opgroeiende generaties, niet alleen de quarterlifers van de 21e eeuw, maar ook vele generaties vóór hen, zoeken en zochten hun antwoorden veel te ver weg, in een poging om onderscheidend te zijn. Terwijl er zo veel identiteit voor het oprapen ligt op paden die terugvoeren naar plekken waar je ooit vandaan kwam. Zantingh laat zien dat het niet makkelijk is om los te komen en een weg naar voren te vinden, maar dat bepalen wie je bent ook niet moeilijker gemaakt hoeft te worden dan het is. Joey zocht ook te moeilijk – en het werd zijn dood. Terwijl de meeste antwoorden op identiteitsvragen zich aan de oppervlakte verbergen, in de geuren van de zuipkeet, de clubkleuren van de voetbalvereniging of de aanblik van je geboortegrond.
Slijpsteen voor de geest
Dat verklaart waarom Een uur en achttien minuten wél geschreven en gepubliceerd is, terwijl het gros van anderhalf miljoen Nederlanders met een identiteitscrisis debuutromanplannen (bron) nooit verder komt dan de pretentieuze opmerking ‘Schrijft aan debuutroman’ in een twitterbiografie: Zantingh levert een tekstueel licht verteerbaar boek zonder literaire pretenties af, dat soms zelfs een cliché of twee niet schuwt maar dat zeker bij generatiegenoten voor herkenning en identificatie zal zorgen. Daarmee toont hij zich een moderne auteur, die begrijpt dat het huidige lezerspubliek niet op literaire uiteenzettingen van levenswijsheid en duiding zit te wachten, maar in een verhaal een kader zoekt dat ruimte voor eigen interpretatie en invulling laat – zoals we tegenwoordig in alles onszelf willen (kunnen) vinden. Een uur en achttien minuten reikt de lezer dat kader aan en is in dat opzicht, om bij het adagium van Zantinghs werkgever NRC te blijven, een slijpsteen voor de geest.
Marc van Molenbeek (middelgroot dorp in het midden van het land, geen twitteraccount en geen plannen voor een debuutroman) vraagt zich af hoever zijn interpretatie van het boek afwijkt van de intentie van de auteur.