Wat zijn bestickerde busjes een ramp. Allereerst: ze zijn lelijk. Het is niet zo moeilijk je voor te stellen hoe het ontwerp van die beplakking tot stand is gekomen. In een of ander rotdorp ergens in de contreien van Heiloo, Ermelo of Middelharnis woont een jongetje. Dat jongetje heeft een computer met photoshop. Zijn oom heeft een eigen bedrijfje. Omdat het crisis is, wil die oom, laten we hem Dirk noemen, niet al te veel geld uitgeven aan reclame. Dus laat Dirk zijn neefje een ontwerp maken voor het beplakken van de drie bedrijfswagentjes. De drie bedrijfswagentjes worden per stuk volgepropt met twee dikbuikige mannen die haast hebben. Altijd haast.
Overal is er werk aan de weg. De ‘publiekscommunicatie’ ten spijt en de grote borden ‘Dank u voor uw geduld’ en de ‘wee wee wee van a naar beter punt en el’, die ik nog nooit, maar dan echt nog nooit heb bekeken, schreeuwen je om ieder hectometerpaaltje tegemoet. Blijkbaar hebben we er voor gestemd dat er meer asfalt moet komen, dus daar hoor je me niet over mopperen. Sterker nog, ik heb meer dan grote sympathie voor de mannen die langs al die A-wegen uitlaatgassen in staan te ademen, zodat wij met ons allen volgende zomer op een gladgestreken weg in de file kunnen staan. Dus als er aangegeven wordt dat je maar 90 kilometer per uur mag rijden, dan doe ik dat. Uit respect voor die mannen.
De weg kwijt?
Natuurlijk is het irritant om een auto met veel vermogen en mijn eigen ongeduld in de ‘tempo doeloe’-stand te zetten. Al die banen op de weg en dan toch zachtjes moeten doorrollen. De keren dat je de maximum snelheid van 120 überhaupt kunt rijden zijn ook na 3.000 kilometer in de afgelopen weken nog op een hand te tellen. Maar nog meer bijzonder en nog hinderlijker vind ik de bedrijfswagentjes van oom Dirk cum suis. De busjes rijden twee aan twee. Lekker dicht op elkaar, want oh wee, je zou elkaar toch maar eens uit het oog verliezen. Weet je ineens niet meer waar je heen moet? Ofzo.
Maar waarom, waarom gaan jullie, onmogelijke vloerenleggers, loodgieters, dakbedekkers en schoonmaakmannen, mij met honderddertig op te teller inhalen, zodat de haren van de wegwerkers onder de helmen omhoog wapperen en het grind op mijn voorruit spat, om vervolgens strak naar rechts in te voegen, je bestickerde achterkant aan mijn neusje af te vegen en dan vol op de rem te gaan staan? Waarom is dan ineens tachtig weer prachtig? Heb je echt zo vaak verloren met knikkeren als klein jongetje? Wat heb ik je misdaan? Had ik net lekker die negentig aangezet en de radio uit omdat ik toch steeds dezelfde liedjes hoor en het geouwehoer niet meer aankan, ga je met al je stickers mij dwingen om minder dan langzaam te rijden.
Knap hoor
De consequentie (ja die is er) van al dat stickergeweld, is dat de vrachtwagen achter mij plotseling als een magneet tegen mijn nummerbord aangekleefd zit. Lekker zo’n rijtje volop in de rem. Heb je net weer naar de vierde versnelling teruggeschakeld omdat de prachtige tachtig verworden is tot een even naar zeventig, gaan jullie met z’n tweetjes ineens en op het allerlaatste moment rechtsaf. Een lege snelweg lacht me uit en een zucht verlaat mijn lijf. Mocht je dit lezen, lieve dakbedekker, vloerenlegger, loodgieter of schoonmaakman met druk beplakte bestelbus: dat stickertje is er niet door de juf op geplakt. Die stickers betekenen echt niet dat je de beste bent van de klas. Dirk en zijn neefje zijn op hun eigen manier creatief geweest, meer is het niet. Je hebt verloren met knikkeren, maar val mij er alsjeblieft niet mee lastig.