Je fiets is gejat? Had je ‘m maar op slot moeten zetten. Verkracht? Had je maar geen kort rokje moeten aantrekken. In elkaar geslagen omdat je een andere man zoent? Had je niet moeten doen, mensen nemen daar aanstoot aan. Bespuugd omdat je een keppeltje draagt? Ja, dat roep je dan ook over jezelf af. Redactie afgefikt omdat je een profeet afbeeldde? Eigen schuld, met je zogenaamd verlichte waanideeën.
Joost Pollman, ter zake kundig stripmedewerker van de Volkskrant, roept op om heilige huisjes te herkapitaliseren: Heilige Huisjes. Wij “van de zogenaamde West-Europese Verlichting” moeten naar Turks voorbeeld de geestelijkheid met rust laten en ons uitsluitend op de beleidsmakers richten. Anders moet je niet vreemd opkijken als je een molotovcocktail wegkopt.
Een dubbele paradox
Het is een teken van beschaving dat we onderscheid maken tussen wat iemand zegt en wat iemand doet. We zijn vrij in het zeggen, de welbekende vrijheid van meningsuiting, niet in het doen. Maar het is geen gemakkelijk onderscheid: wanneer je iets zegt dat een ander grieft, dan zeg je niet alleen iets, maar je doet het ook. De filosoof J.L. Austin noemde dit het “performative” aspect van taal. Woorden zijn ook daden, schreef Ludwig Wittgenstein eerder. En zo ontstaat de paradox dat je weliswaar vrij bent om iets te zeggen, maar niet om te doen wat je doet wanneer je het zegt.
Die paradox zou slechts een ongevaarlijk speeltje zijn in de handen van leunstoelfilosofen als we niet hadden besloten dat het onwettig is, en niet louter immoreel, om mensen nodeloos te grieven. Maar niet iedereen laat zich in dezelfde mate kwetsen. En zo ontstaat de dubbel-paradoxale toestand dat wat ik zeg bij de één onnodig diepe sporen trekt, en voor de ander de moeite van het opmerken nog niet waard is.
Kinderachtig
Ik vind het bijvoorbeeld diep kwetsend dat ik naar de hel ga. Ook al is er helemaal geen hel. De hel is voor mensen van bepaalde gezindten de meest verschrikkelijke plek waar je kunt eindigen. Veel van die mensen denken dat ik daar heen ga omdat ik geen spoken zie. Ze vinden dat nog terecht ook, ondanks dat ik geen slecht mens ben. Ik zie immers geen spoken. Waarom moet ik maar mijn schouders ophalen bij zoveel kwaad dat mij wordt toegewenst? Waarom is dit niet nodeloos grievend?
Het antwoord ligt in iets wat we kinderen leren: sticks and stones may break my bones, but words will never hurt me. Woorden doen geen pijn. We leren kinderen dat het een volwassen reactie is om de kwetsende woorden van anderen naast ons neer te leggen. Kinderen kunnen dat nog niet en daarom moeten we het ze leren, zodat ze zich later als volwassenen kunnen gedragen. Volwassen mensen kunnen dan op een volwassen manier met elkaar omgaan.
We moeten kinderachtig gedrag niet belonen. Iedere opvoeder weet wat daarvan komt.
Afbeelding: de gewraakte cover van Charlie Hepdo