De Triomftocht van Joris Christern

07-11-2011 14:00

De aantrekkelijk gebeeldhouwde mediapersoonlijkheid Joris Christern is een merk geworden. Hij weet ‘t. En omdat hij ‘t weet en de afschuw die het oproept goed weet in te schatten, verkondigt hij overal dat hij het vreselijk vindt om een merk te zijn. Dat het uiteindelijk gaat om hele andere dingen in het leven, maar dat het in deze barre tijden, met haar misselijkmakende aandacht voor het vluchtige en vulgaire, soms handig is een merk te zijn bij het verkondigen van bepaalde boodschappen en het krachtig door laten klinken van hoogstnoodzakelijke levenslessen. Bovendien, legt Joris Christern tijdens zijn zoveelste tv-interview aan een miljoenenpubliek uit, als je zoals hij nou eenmaal een merk bent geworden en de media blijven vanuit alle hoeken en gaten steeds op je duiken, groeit er een bepaalde verantwoordelijkheid tegenover dat monsterlijke merk. Je kunt het natuurlijk weggooien, betoogt Christern met een intelligente glimlach, maar hij is een maatschappelijk betrokken iemand (“ik wil een stukje sociale coherentie mee helpen opbouwen”), hij is daarnaast altijd nieuwsgierig geweest, heeft een avontuurlijke inborst en wil mensen, als het even kan, aan het denken zetten. Neem nou het wij-zij-denken! Daar heeft hij als verlichte geest zo’n hartgrondige hekel aan! Als Joris Christern daar iets tegen kan doen zal hij het niet laten, al moet hij tot de laatste centimeter in het merk kruipen dat hij met tegenzin is en zijn tot de laatste vezel afgetrainde wasbordje in de strijd gooien: als hij het verderfelijke wij-zij-denken een slag kan toebrengen door zijn T-shirt uit te doen of een stukje op te rollen, hoeft hij niet lang te aarzelen. Dan doet hij ‘t gewoon. Want ook daarin wil Joris Christern, zoals in alles, heel open zijn: hééé, zijn hart zit op de goeie plaats!

Mediaster
Hij is niet vergeten hoe het toegaat in de ‘echte wereld’. Erewoord! Christern is niet zo’n monomane eikel die alleen oog heeft voor het mediawereldje, voor de concurrerende zenders, kranten en bladen die zijn mediaster potentieel kunnen doen verbleken (“Het zou oneerlijk zijn om te zeggen dat ik daar nooit op let,” grinnikt hij, “maar ik realiseer me voortdurend dat het bijzaak is.”), hij strooit ook, en heel bewust, ruimhartig met aandacht voor onbekende medemensen, degenen, kortom, op wie geen camera ooit verliefd zal worden en die de kunst van de oneliner nooit voldoende machtig zullen zijn om op een felbegeerde stoel in een talkshow terecht te komen. Juist deze gewone mensen inspireren hem enorm, herhaalt Joris Christern tot vervelens aan toe. Juist zij zijn in zijn ogen puur, eerlijk, ongepolijst, spontaan en jaloersmakend vanzelfsprekend. Op de logische vraag waarom hij, als vurige bewonderaar van de anonieme mensenziel, dan niet uit de schijnwerpers stapt om zelf net zo puur, eerlijk, ongepolijst, spontaan en jaloersmakend vanzelfsprekend te worden, laat hij een stilte vallen en kleurt die stilte vervolgens langzaam in met een droeve glimlach, tijdens welke hij met zijn wijsvinger wat ongecoördineerd over de rand van zijn glas water aait.

Populaire poëziebloemlezing
Hij zegt dat hij dolgraag in staat zou zijn om alles van zich af te gooien en weer terug te gaan naar de ruwe eenvoud die hij ooit gekend heeft, maar dat hij heeft leren accepteren dat zoiets niet meer kan. En dat hij met die pijn zal moeten leren leven. Om er meteen aan toe te voegen dat zijn huidige status van mediaster natuurlijk niet alleen maar uit het verdrijven van pijn bestaat, dat hij verre van een aansteller is en dat zijn huidige landelijke bekendheid (het woord ‘landelijk’ klinkt hem, als hij het uitspreekt, ondraaglijk provinciaals in de oren) hem ook talloze kansen en mogelijkheden heeft geboden waar hij volop van geniet en waar hij nooit van had durven dromen. Zoals het samenstellen van een populaire poëziebloemlezing en het schrijven van een semiautobiografische roman over de hyperactuele thematiek van de wrijving tussen publiek en privé persoon: hoe die twee tegen elkaar kunnen knetteren, tot wanhoop en misverstand kunnen leiden en hoe hij, Joris Christern, met man en macht probeert ze in balans te houden, ook al is hij daarin diverse keren volledig, maar dan ook volledig ontspoord (“Meer weten? Ik zou zeggen, mensen: lees mijn boek!”).

Handtekening vlak boven de bilspleet
En ja, geeft Joris Christern tenslotte toe, onderaan de streep trekt het een zware wissel op lichaam en geest om dag en nacht als merk overal en nergens je gezicht te laten zien. Om met in de gauwigheid overhandigde viltstiften vlak boven de bilspleten van gillende meiden handtekeningen te zetten en, in één moeite door, beleefd een burgemeester of wethouder aan te horen, die de loftrompet steekt over het plaatselijke zwembad of de nieuwe atletiekbaan. En om jezelf daarbij telkens weer voor te houden dat er een groot verschil is tussen je imago van meest sexy man van Nederland en het kleine, stoute, nieuwsgierige jongetje dat daar binnenin zit, nog steeds springlevend is, en zich door geen honderdduizenden natte gleuven in een hoek wil laten drukken.  Dat is best zwaar, herhaalt Joris Christern, zeker als je na een publiek optreden alleen naar huis rijdt en je geliefde er enkele weken geleden na veertien jaar voorgoed vandoor is gegaan, zonder vooraf één waarschuwingssignaal af te hebben gegeven. Dan zit je, zogezegd, wel eens stuk. Dan kijk je bij thuiskomst wel eens in de spiegel en zeg je tegen jezelf: “Het is, verdomme, een zware opdracht om Joris Christern te zijn. Maar het móet nou eenmaal. Ik kan niet meer terug.”

Verlegen journaliste
En dan verlaat Joris Christern, na dit zoveelste interview, de tv-studio, rijdt daadwerkelijk naar huis, gaat slapen, staat de volgende ochtend op, doucht een heel uur, modelleert zijn haar en splinternieuwe baardje volgens de laatste aanwijzingen van zijn grimeuse en loopt fluitend naar het terras op de hoek van de gracht waaraan hij woont. Daar wacht hem een verlegen ogende journaliste van een ochtendblad, aan wie hij binnen een kwartier zal opbiechten dat al dat daten van hem de laatste tijd nog weinig succes heeft opgeleverd: “Ik merk dat ik algauw onredelijke eisen aan het leven stel en aan zo’n meisje. Daar schrik ik van. En het lukt me dan ook zelden zo’n date ontspannen te houden. Erg, hè? Dat zoiets simpels zo ingewikkeld voor me is geworden?” Terwijl hij het opbiecht, begrijpt de journaliste met angstaanjagende precisie (zwetende handjes om haar pen) dat dit hét moment is waarop zij haar leven met de juiste glimlach en verleidelijke oogopslag voor het eerst een betekenisvolle wending kan geven en boven al haar vriendinnen, inclusief haar eigen familie, tot in lengte van dagen uit kan stijgen en begint hij, op datzelfde moment, inwendig te gapen om zijn zielige act en denkt: het wordt tijd voor het buitenland, ik wil wel eens weten hoe dat gezeur van mij in het Duits, Frans, Engels of Chinees klinkt. Het zou doodzonde zijn wanneer alleen dit polderlandje van de oneindig wendbare en gelaagde persoonlijkheid ‘Joris Christern’ kan genieten.

Hans van Willigenburg schreef dit korte verhaal speciaal voor DeJaap. Later deze week verschijnt zijn prozabundel Het gebrek aan kikkers