Bij de opleiding Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam snappen ze hoe het moet. De historici van de toekomst moet je ook laten publiceren in de echte wereld en niet alleen in wetenschappelijke kringen. Daarom publiceert DeJaap iedere week een artikel van een student van de cursus Actuele Geschiedenis.
Nauwelijks bevrijd van de Duitsers verloor Nederland in augustus 1945 haar gordel van smaragd. Soekarno verklaarde Nederlands-Indië onafhankelijk. Hoewel men in het pas bevrijde Nederland begrip had voor het vrijheidstreven van de Indonesiërs, legde de regering zich niet neer bij hun onafhankelijkheid en startte de Politionele Acties. Die indolente oosterlingen waren nog niet toe aan zelfstandigheid, de opvoedkundige taak van de Hollanders was nog niet volbracht. En nog steeds niet.
Dit beleid is het verlengstuk van de Nederlandse, negentiende-eeuwse Ethische Politiek in haar overzeese gebiedsdelen. Voor de blanke westerling was de opvoedkundige taak weggelegd de onderontwikkelde niet-westerlingen te ontwikkelen. Op die manier werd de koloniale overheersing door landen zoals Nederland waarin zelf allerlei emancipatiebewegingen succes hadden, gerechtvaardigd. De gedachten achter deze politiek worden treffend verwoord in The white man’s burden. Rudyard Kipling schreef dit gedicht in 1899. Hij roept op tot het bouwen van een (wereld)rijk, maar tegelijkertijd waarschuwt hij voor de kosten die dit met zich meebrengt. De strekking van zijn geschrift sluit goed aan bij de legitimatie van de Westerse dominantie.
Nadat de Tweede Wereldoorlog het Europese continent in puin had gelegd, was de superioriteit van de kolonisators echter niet meer zo vanzelfsprekend. Op eigen kracht konden de grootmachten zich niet ontdoen van die vervelende Moffen. Ze hadden zelfs hulp van de voormalige Noordamerikaanse koloniën nodig om hun vrijheid te heroveren. De daaropvolgende decennia verkregen of bevochten de oude koloniën hun onafhankelijkheid. Het idee van de last van de blanken verdween echter niet uit onze witte hoofden. De last en het handelen er naar onderging wel een flinke transformatie. Dit gedachtegoed uitte zich na de dekolonisatie en zeker vanaf 1960 vooral in ontwikkelingshulp en interventiemissies om de niet-westerlingen welvaart en democratie te brengen. Zo hebben wij jonge economieën verpest en broze pasgeboren politieke systemen kapot gemaakt. De onafhankelijke naties werden opnieuw afhankelijk van het Westen door het achterblijven van hun economieën en politieke chaos.
Ondanks de overduidelijke schadelijke effecten van de moderne uitoefening van de witte man zijn last, zit dit denkpatroon zó vastgeroest in onze westerse hoofden dat wij anno nu nog steeds onze neus in Afrikaanse en Aziatische zaken steken. De missie naar Afghanistan bijvoorbeeld werd bijna kamerbreed gesteund. En morrelen aan het budget voor ontwikkelingsamenwerking (afhankelijkheidsbewerkstelliging) is alleen bij de rechts-radicalen van de PVV bon ton. Politici moeten nu eindelijk eens echt gaan inzien dat het idee van de blanke superioriteit achterhaald is. Zij moeten beseffen dat het niet-Westen prima zijn eigen boontjes kan doppen en dus het oude imperialistische beleid dat het bemoederen van de Afrikanen en Aziaten behelst, laten varen.
Bart Laas studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam