Lang ging de zon nooit onder boven het Britse imperium. Dit was deels te danken aan .303, wat staat voor de Britse kaliber 7,7 millimeter patroon in inches. Op het brede en lange gebruik na, op zich geen uitzonderlijke munitie. Soms zelfs vervelend vanwege het nare opstaande randje (rim) onderaan de huls. Toch wonnen de Britten er ruim een halve eeuw hun oorlogen mee. De zonsondergang werd verder vertraagd door het uitstekende Lee-Enfield geweer waar de Britse soldaat bijna even lang mee schoot als de .303 munitie. Ook de aandacht voor musketry, schietvaardigheid, hielp de zon hoog te houden.
Het imperium werd aanvankelijk opgebouwd met de vloot en de Brown Bess, een musket dat bijna anderhalve eeuw dienst deed. Een aantal, verbouwd met slaghoed-percussieslot, zag nog actie tijdens Victoria’s gestoei met Albert. Diverse Enfield en Enfield-Snider typen voorzien van loop met trekken en velden (rifling) sloten het voorladertijdperk af. Martini-Henry enkelschots achterladers in .577/450 kaliber vochten met dikke gerimde, messing gerolde buskruitpatronen de Britten vanaf 1871 naar grote koloniale hoogten. Soms tegen iets geduchtere tegenstanders dan captain Blackadders met scherpe mango’s bewapende natives. De Martini-Henry’s raakten regelmatig oververhit in oorlogen tegen Zulu’s, boeren, derwishes en Mahdi’s. In het Verre-Oosten bewaakten ze Victoria’s parel in de kroon of deden onvriendelijk tegen Afghaanse stammen aan de North-West frontier.
Snider .577, gerolde .577/450 Henry, gehulsd in .577/450, Mk VII .303
In 1889 werd de gerimde (de uitstekende basis voor het slaghoedje) .303 patroon ingevoerd samen met het MLM Lee-Metford achtschots (later tien) grendelrepeteergeweer. De officiële patroonnaam was: Cartridge, S.A., Ball, Magazine Rifle, Mark I Solid Case, .303 inch. Zo werd het .303 tijdperk met een Vo van 560 m/sec binnengevlogen. Bijna twee keer de aanvangsnelheid van een .45 kogel uit een Martini-Henry. Een flink aantal Martini-Henry’s werd voor deze patroon omgebouwd. Wel duwde de eerste .303 nog met rokerig black powder de 13,9 gram wegende loodgevulde ronde volmantelkogels de loop uit. Na 1891 verving het nagenoeg rookloze cordiet in de Mark I/II patroon het buskruit als aandrijflading. Cordiet is een mengsel van 58% nitroglycerine, 37% nitrocellulose (schietkatoen) en 5% vaseline. Cordiet bracht .303’s Vo op 600 m/sec. Het slagveld, toch al geen prettige plek, werd eindelijk verlost van de geur van rotte eieren. De typische H2S geur van afgewerkt buskruit.
In november 1895 werd het tienschots MLE Lee-Enfield .303 geweer geïntroduceerd. In tegenstelling tot de Lee-Metford, waar hij op gebaseerd was, kon de Lee-Enfield de hogere kamerdruk van de .303 patroon met cordietlading goed aan. De soepele grendelactie maakte de Lee-Enfield een snel repeteergeweer. Wel zorgde de .303 patroon soms voor vastlopers wanneer deze niet goed vóór elkaar gerimd zaten in het met twee vijf-patroons clips gelade magazijn. Met een Brits-Egyptisch leger onder Horatio Kitchener zag .303 vanuit omgebouwde Martini-Henry’s, MLM’s en de eerste batches MLE’s, de dood van avonturier-generaal Gordon (1833-1885) gewroken tijdens de Soedancampagne. In de slag bij Omdurman (Khartoum) werden in 1898 duizenden aanhangers van de vroegere Mahdi voornamelijk met .303 gedood. Winston Churchill deed als jonge cavalerieofficier met een .445 Webley revolver en blanke sabel aan de slag mee.
De .303 Mark III, IV en V kregen een kogel met zachte loodneus. Dit soort expanderende dum-dum kogels werden echter al snel verboden en in 1904 kreeg de opvolgende Mark VI patroon een semi-expanderende kogel met een dunne messingen mantel. In 1905 kwam Mauser met de ‘spitzer’ patroon met gepunte kogel om de schootsafstand te vergroten. De Britten antwoordden in 1910 spits met gestroomlijnde projectielen in de Mark VII patroon met een Vo van 740 m/sec voor de 11,3 gram wegende kogel. Na 1915 werd het cordiet door nieuw ontwikkeld schietkatoen vervangen en kreeg de munitie de toevoeging ‘Z’. Ook deden lichtspoor- en pantserdoorborende patronen hun intrede in .303. In 1916 volgde een speciale explosieve Pomeroy Mark VIIY patroon en Buckingham Mark VIIK brandpatroon. Met deze munitie sleurde een generatie infanteristen zich vier jaar door de loopgraven. Piloten joegen ermee op rode baronnen of probeerden er Zeppelins mee in brand te schieten. Het kwam uit Enfield clips, Lewis trommels met 47 of 94 patronen of uit de watergekoelde Vickers zolang de voorraad .303 in canvas strekten.
Een generatie later deden oude en nieuwe Enfields het opnieuw met .303. Ook in de Bren. Hierin liep de gerimde munitie nog wat vaker vast. Voor de Vickers kwam in 1938 de krachtige Mark VIIIZ patroon met een zwaardere gestroomlijnde kogel. Niet geschikt voor het geweer. De Vo hiervan bedroeg 780 m/sec en maakte dat Duitsers, Italianen en Japanners soms op vier kilometer nog dekking moesten zoeken. Pas in 1957 wilden de Britten van hun Lee-Enfields af. Met de opvolgende FAL schakelden ze tevens over op het NATO kaliber 7,62 mm x 51. Voor sluipschutters en een paar Vickersen bij de SAS en mariniers blijft .303 echter onderdeel van het (reserve) arsenaal waarmee Britten de overgebleven zonneschijn verdedigen. Daar waar hun zon onderging, zoals in India, doet .303 het vaak nog dagelijks. Ondanks dat nare randje.
Trage .303 in Martini-Henry
Snelle .303 in Lee-Enfield
.303 -korte film van David Serge. Met Tommy en Fritz, .303, 7.92 en 9mm in respectievelijk de Lee-Enfield No 4, Mauser 98K en MP40