Weten & Tech

Michiel Mans met Wapens: Gladius

24-12-2011 12:00

Het kribbige kindeke wist niet wat voor zwaard van Damocles er boven zijn hoofd hing. Wij hangen nu vrolijk ballen in bomen, drieëndertig jaar na zijn geboorte hing hij met de zijne aan twee gekruiste. Alleen niet vanwege een Griek met een groot zwaard, maar vanwege een Romein. Met een kleintje. De gladius (meervoud gladii). Het Engelse gezegde seize matters is nauwelijks van toepassing op dit tweesnijdige zwaard. Als je gladius zegt, zeg je Romeinse macht. Gladius had het bijna zevenhonderd jaar. Behalve een beetje in lengte en breedte variëren, waarvan langere versies later de naam spatha kregen, bleef gladius stoïcijns zichzelf bij alles wat de hanterende legionairs in deze eeuwen voor hun scutum (schild) trotseerden. En dat was nogal wat.

Tot ver in de Republikeinse tijd (509-27 BC) was er geen sprake van een gestandaardiseerd zwaard voor de legionairs, hoewel al in de 4e eeuw voor dat kribbekind het gebruik van het ‘Spaanse’ zwaard, de gladius hispaniensis vermeld werd. Dergelijke zwaarden werden uiteindelijk de gladii van de legionairs. Een tweesnijdend, plusminus anderhalve kilo wegend zwaard. Later (keizertijd) meestal met parallelle sneden zoals in de Pompeii versies. De kling was 4 tot 4,5 centimeter breed en de lengte bedroeg 64-69 centimeter. Versies uit de keizertijd kenden nog wat meer verschillen in lengte (64-81 centimeter), bladdikte en breedte (4-8 centimeter).

Met de typische vrij korte (Mainz)varianten bereikte Rome haar hoogtepunt. De langere versies groeiden tot plusminus een meter lengte uit als spatha. De spatha werd het zwaard van de cavalerie en vanaf het eind van de tweede eeuw na het kribbekind ook een wapen voor de zware infanterie. Gladii werden niet alleen gebruikt om te steken, maar ook om te hakken. Een goede gladius werd gesmeed van meerdere staven ijzer met een variabele koolstofhoeveelheid. Koolstofrijk ijzer is hard en bros, koolstofarm ijzer (staal) is minder hard, maar buigzamer. Wat de Romeinen eveneens al doorhadden. Optimaal samengesmeed levert het een relatief buigzaam zwaard op met harde sneden die langer vlijmscherp blijven.

Vlijmscherp werden ook de legioenen met de reorganisaties van Gaius Marius (± 100 BC). Onder hem werden de republikeinse legioenen volwassen. Ze veranderden van min of meer ad hoc vrijwilligers en ‘dienstplichtigen’ formaties in strakker georganiseerde eenheden bestaande uit professionals. De kern van een Marius legioen bestond uit principes, zware infanterie, in tien cohorten van zes Centuriae met in de praktijk 60-80 man elk, geleid door een centurio. Het eerste cohort had acht centuriae hoewel ook gerept wordt van zes dubbele centuriae met 160 man. Verder waren er hulptroepen. Soms evenveel als het hoofdlegioen dat uit 3000-6000 man bestond.

Aanvankelijk bestonden deze hulptroepen uit lichte infanterie, velites, niet-Romeinse huurlingen met vergelijkbare wapens als de principes, maar meestal zonder hun segmentata (plaatpantser). Daarnaast waren er boogschutters en cavalerie-eenheden. Een bonte verzameling kampvolgers vervoerde het materieel, proviand, drank, losse vrouwen en wat een legionair zoal verder nodig heeft. Waar ze vanaf Marius zelf vaak 20-25 kilo van meezeulde. Aanvankelijk waren de Marius legionairs allen Romeins staatsburger. Later kon het staatsburgerschap worden verdiend met de 20-25 jaar dat je als legionair de gladius loyaal hanteerde voor Rome.

De Marius professionals en hun nazaten kwamen, zagen en overwonnen. Maar niet altijd. Naast de bekende Teutoburgerwoud nederlaag (9 AD), waar drie legioenen in de pan gehakt werden, kregen de legionairs van keizer Trajanus in 101 AD te maken met de lange kromzwaarden van de Daciërs op de Balkan. Deze kliefden door alles heen. Nadien werden Romeinse helmen daarom vaak bovenop van een of twee extra beschermbeugels voorzien. Echt standaard werd uitrusting overigens nauwelijks. Deze was weliswaar geclassificeerd, maar zelden volledig uniform zoals we het in films zien. Zwaarden, helmen en segmentata konden in detail verschillen en tientallen jaren in gebruik blijven.


(foto: Pompeius Gladius uit de Guttmann collectie – door David S. Michaels en Julian Dendy, via www.romancoins.info)

De soms negatief uitwerkende legioenhervormingen na Marius, in combinatie met de toename van niet-Romeinse huurlingen in slinkende legioenen, werkte na de tweede eeuw het sluipende Romeinse verval in de hand. Toch wist ook laat in de keizertijd de legionair met een gladius of spatha regelmatig nog zijn mannetje te staan. Flavius Aetius’ legionairs -met steun van een ieder die de Hunnen niet zo zag zitten- zorgden in 451 AD bij Chalons dat Attila nooit een populaire jongensnaam werd in Europa. Was dit wel gebeurd, is het maar zeer de vraag of Jezus nu elk jaar opnieuw feestelijk geboren wordt om na een paar maanden weer even feestelijk aan het kruis te eindigen.

Meer gladii hier en daar.