” Nils was een kind dat alles kon en bij wie altijd alles lukte. Ook als hij weer eens iets nieuws probeerde, ging dat allemaal als vanzelf. Als hij over de atletiekbaan rende, werd er gezegd: ‘Hij moet op atletiek!’ Tom ging een keer met hem schaatsen in de Uithof. Dat deed hij dan blijkbaar ook weer met zo’n natuurlijke slag, dat de topschaatsster, Ria Visser, die daar toevallig ook was, naar hen toe kwam: ‘Die jongen moet op een club, hij heeft zoveel talent’. Maar dat gebeurde niet, hij zat al op tennis en waterpolo, er was zoveel.
” Het was voor Nils helemaal geen uitgemaakte zaak dat hij lid van Minerva zou worden. Hij zou zich wel aansluiten bij een studentenvereniging, maar had het plan om het eerste jaar thuis te blijven wonen. Na een paar dagen El Cid – de Leidse introductieweek voor aankomende studenten – besloot hij lid te worden van Minerva. Vooral omdat tijdens het voorzittersdebat ‘alleen de preses van Minerva indruk maakte vanwege de inhoud van het verhaal’. De rest had het volgens Nils alleen maar over ‘het is leuk-leuk-leuk’.
” In de loop van de tijd werd hij actief bij Minerva, maar hij liet altijd een beetje in het midden of hij bepaalde bestuursfuncties ambieerde. Het telefoontje dat hij een ‘polsingsbrief’ had gekregen om preses te worden, kwam voor ons dus onverwacht. En niet alleen voor ons hoor, ook in zijn studentenhuis – zijn huisgenoten werden praktisch familie van Nils – waren ze verbaasd. En zelfs binnen de vereniging waren er mensen die zeiden: ‘Wie is die Rurenga dan, één of andere knor?’
” Ik denk de laatste dagen wel eens: gelukkig heeft hij in de tijd van zijn voorzitterschap van Minerva niet geweten dat hij ziek was. Nu heeft hij enorm genoten van dat bijzondere jaar.”
Bovenstaande citaten zijn fragmenten uit een uitgebreid interview dat het Leidsch Dagblad had met de ouders van Nils Rurenga, oud-praeses van Minerva, die op oudejaarsdag op 22-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van leverkanker.